1
Spreuken 26:4-5
BasisBijbel
Antwoord een dwaas mens niet met een grap, want dan lijk je net zo dwaas als hij! Geef hem een antwoord dat hij met zijn dwaasheid verdient. Anders verbeeldt hij zich nog dat hij wijs is.
Compare
Explore Spreuken 26:4-5
2
Spreuken 26:11
Zoals een hond zijn braaksel weer opeet, zo doet een dwaas mens steeds dezelfde domme dingen.
Explore Spreuken 26:11
3
Spreuken 26:20
Als er geen hout meer is, gaat het vuur uit. Als er geen roddelaar meer is, houdt de ruzie op.
Explore Spreuken 26:20
4
Spreuken 26:27
Iemand die een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in. Iemand die een steen aan het rollen brengt, wordt er zelf onder verpletterd.
Explore Spreuken 26:27
5
Spreuken 26:12
Als je iemand ziet die zichzelf erg wijs vindt, moet je onthouden dat er voor een dwaas mens méér hoop is dan voor hem.
Explore Spreuken 26:12
6
Spreuken 26:17
Iemand die zich bemoeit met een ruzie die hem niets aangaat, is als iemand die een hond aan zijn oren trekt.
Explore Spreuken 26:17
Home
Bible
Plans
Videos