1
Genesis 32:28
NBG-vertaling 1951
Toen zeide hij: Uw naam zal niet meer Jakob luiden, maar Israël, want gij hebt gestreden met God en mensen, en gij hebt overmocht.
Compare
Explore Genesis 32:28
2
Genesis 32:26
Toen zeide hij: Laat mij gaan, want de dageraad is gekomen. Maar hij zeide: Ik laat u niet gaan, tenzij gij mij zegent.
Explore Genesis 32:26
3
Genesis 32:24
Zo bleef Jakob alleen achter. En een man worstelde met hem, totdat de dag aanbrak.
Explore Genesis 32:24
4
Genesis 32:30
En Jakob noemde de plaats Pniël, want (zeide hij) ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht en mijn leven is behouden gebleven.
Explore Genesis 32:30
5
Genesis 32:25
Toen deze zag, dat hij hem niet overmocht, sloeg hij hem op zijn heupgewricht, zodat Jakobs heupgewricht ontwricht werd, terwijl hij met hem worstelde.
Explore Genesis 32:25
6
Genesis 32:27
Daarop zeide hij tot hem: Hoe is uw naam? En hij zeide: Jakob.
Explore Genesis 32:27
7
Genesis 32:29
Daarop vroeg Jakob: Zeg mij toch uw naam. Maar hij antwoordde: Waarom vraagt gij toch naar mijn naam? En hij zegende hem daar.
Explore Genesis 32:29
8
Genesis 32:10
ik ben te gering voor al de gunstbewijzen en voor al de trouw, die Gij aan uw knecht bewezen hebt, want met mijn staf trok ik over de Jordaan hier en nu ben ik tot twee legers geworden.
Explore Genesis 32:10
9
Genesis 32:32
Daarom eten de Israëlieten tot op heden de heupspier niet, die op het heupgewricht ligt, omdat Hij Jakob op het heupgewricht, aan de heupspier, geslagen had.
Explore Genesis 32:32
10
Genesis 32:9
Toen zeide Jakob: O God van mijn vader Abraham en God van mijn vader Isaak, HERE, die tot mij gezegd hebt: keer terug naar uw land en naar uw maagschap en Ik zal u weldoen
Explore Genesis 32:9
11
Genesis 32:11
Red mij toch uit de hand van mijn broeder, uit de hand van Esau, want ik ben bevreesd voor hem: misschien zal hij komen en mij verslaan, zowel moeder als kinderen.
Explore Genesis 32:11
Home
Bible
Plans
Videos