Nehemia 13
13
Nehemia laat de Ammonieten en Moabieten wegsturen
1In die tijd werd er aan het hele volk voorgelezen uit het boek van Mozes. Toen ontdekten ze ook dat Ammonieten en Moabieten nooit in de gemeente van God zouden mogen komen.#Lees Deuteronomium 23:3-6. Met 'niet in de gemeente van de Heer komen' wordt waarschijnlijk bedoeld dat ze niet bij het volk Israël mogen wonen. 2Want toen Israël in de woestijn was, hadden zij de Israëlieten geen brood en water willen geven. Maar ze hadden Bileam gehuurd om hen te vervloeken. Maar onze God had die vervloeking in een zegen veranderd. 3Zodra de mensen dit hoorden, stuurden ze iedereen weg die Ammonitische of Moabitische voorouders had.
De wetten van God worden weer verwaarloosd
4De priester Eljasib was opzichter over de kamers in de tempel van onze God. Hij was getrouwd met een dochter van de Ammonitische ambtenaar Tobia. 5Hij had Tobia een grote kamer in de tempel gegeven. Die kamer was eigenlijk bedoeld als voorraadkamer voor het meel van de meel-offers, de wierook, alle gereedschappen, de tienden van graan, wijn en olijf-olie en alles wat voor de Levieten, de zangers en de poortwachters en priesters was. 6Ik was niet in Jeruzalem toen dat gebeurde. Want toen Artasasta 32 jaar koning van Perzië was, was ik weer naar de koning terug gegaan. Maar na een poosje kreeg ik van de koning toestemming om weer naar Jeruzalem te gaan. 7Toen ik in Jeruzalem kwam, merkte ik wat Eljasib voor vreselijks had gedaan. Dus dat hij Tobia een kamer had gegeven aan het plein van de tempel van God. 8Ik werd woedend#Tobia was immers aldoor Nehemia's grootste tegenstander geweest en bovendien was hij een Ammoniet. Lees Nehemia 4:3 en Nehemia 13:1-3. en smeet alle meubels van Tobia naar buiten. 9Ik beval dat de kamer schoongemaakt moest worden, en dat gebeurde. Daarna werden de gereedschappen van de tempel, het meel van de meel-offers en de wierook daar weer in teruggebracht.
10Ook hoorde ik dat de Levieten en de zangers niet meer kregen waar ze recht op hadden.#Lees Numeri 18:20 en 21. Daarom waren ze terug gegaan naar hun eigen akkers en deden niet langer hun werk in de tempel. 11Ik liet de leiders van de stad komen. Ik zei boos tegen hen: "Hoe komt het dat de tempel van God wordt verwaarloosd?" Ik liet de Levieten terugkomen en liet hen weer in de tempel dienst doen. 12Heel Juda begon weer de tienden van het graan, de wijn en de olijf-olie naar de voorraadkamers te brengen. 13De priester Selemja, de schrijver Zadok en de Leviet Pedaja liet ik toezicht houden op de voorraadkamers. Ze werden daarbij geholpen door Hanan, de zoon van Zakkur, die een zoon was van Mattanja. Dat waren betrouwbare mannen. Daarom moesten zij alles onder de andere priesters en Levieten verdelen.
14– Mijn God, vergeet niet wat ik allemaal voor U en uw tempel heb gedaan.
15In die tijd zag ik dat er in Juda mensen waren die op de heilige rustdagen druiven persten en graan oogstten en op ezels laadden. Ook werden er druiven, vijgen, wijn en allerlei andere dingen op de heilige rustdag op ezels geladen en naar Jeruzalem gebracht. Daar werd het verkocht. Ik waarschuwde de verkopers. 16Ook de handelaren uit Tyrus die in het land woonden, brachten vis en allerlei koopwaar naar de stad. Die verkochten ze op de heilige rustdag aan de Judeeërs, zelfs in Jeruzalem. 17Ik sprak hierover met de leiders van de stad. Ik zei boos tegen hen: "Hoe durven jullie zoiets te doen? Jullie houden je niet aan de heilige rustdag! 18Onze voorouders deden hetzelfde. En dat was juist de reden dat God ons en onze stad al deze ellende heeft laten meemaken. Waarom maken jullie God nu wéér boos door je niet aan de heilige rustdag te houden?"
19Zodra het op de avond vóór de heilige rustdag donker werd in de poorten van Jeruzalem, werden op mijn bevel de poortdeuren gesloten. Ik beval dat ze pas ná de heilige rustdag weer geopend mochten worden. Ik liet een aantal van mijn dienaren bij de deuren de wacht houden. Zo zorgde ik ervoor dat er op de heilige rustdag niets de stad in gebracht zou worden om verkocht te worden. 20Maar toen bleven de handelaars en de verkopers buiten de muren van Jeruzalem overnachten. Dat gebeurde een aantal keren. 21Toen waarschuwde ik hen: "Waarom overnachten jullie bij de stadsmuur? Als jullie dat nóg een keer doen, laat ik jullie gevangen nemen." Vanaf toen kwamen ze niet meer op de heilige rustdag naar de stad toe. 22Ik beval de Levieten dat zij zich voor de Heer zouden klaarmaken en dan de poorten zouden komen bewaken. Ze moesten er zo voor zorgen dat de mensen zich weer aan de heilige rustdag zouden houden.
– Mijn God, vergeet niet dat ik ook dit gedaan heb. Heb alstublieft medelijden met mij, omdat U goed en liefdevol bent.
Nehemia laat de buitenlandse vrouwen wegsturen
23Ik kwam erachter dat er intussen Judeeërs waren getrouwd met vrouwen uit Asdod, Ammon en Moab. 24Veel van hun kinderen spraken alleen de taal van Asdod of een andere vreemde taal, maar helemaal geen Judees. 25Ik sprak hierover met die mannen. Ik was erg kwaad op hen. Ik sloeg hen, trok hun de haren uit en bedreigde hen: "Jullie, je zonen en je dochters mogen niet trouwen met mensen van een ander volk!#God had huwelijken met mannen en vrouwen van andere volken verboden, omdat ze zouden leiden tot het aanbidden van de goden van die volken. Lees Deuteronomium 7:1-5. 26Dat was toch ook de fout die koning Salomo van Israël maakte? Want ook al was er nergens een koning als hij, en ook al hield God heel veel van hem, toch zorgden de vrouwen van andere volken ervoor dat hij ongehoorzaam werd aan God. 27Moet ik dan nu horen dat jullie hetzelfde doen? Dat jullie ontrouw zijn aan onze God door met buitenlandse vrouwen te trouwen?"
28Eén van de zonen van Jojada, de zoon van de hogepriester Eljasib, was getrouwd met een dochter van Sanballat uit Bet-Horon. Daarom joeg ik hem weg en mocht hij niet meer in mijn buurt komen.#Sanballat was immers samen met Tobia aldoor Nehemia's grootste tegenstander geweest. Bovendien was hij een Ammoniet. Lees Nehemia 4:3 en Nehemia 13:1-3.
29– Mijn God, vergeet niet dat zij het priesterschap en het verbond van het priesterschap en van de Levieten hebben besmeurd.
30Ik stuurde iedereen het land uit die er niet thuishoorde. En ik zorgde ervoor dat de priesters en Levieten hun werk goed deden. 31Ook zorgde ik ervoor dat er regelmatig hout werd gebracht en dat steeds op tijd het eerste deel van de oogst werd gebracht.
– Vergeet mij niet, mijn God. Wees alstublieft goed voor mij vanwege alles wat ik heb gedaan.
Currently Selected:
Nehemia 13: BB
Highlight
Share
Copy
Want to have your highlights saved across all your devices? Sign up or sign in
BasisBijbel
Copyright © 2013 Stichting BasisBijbel
Gecorrigeerde tekst © 2015
Alle rechten voorbehouden
Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016
Nehemia 13
13
Nehemia laat de Ammonieten en Moabieten wegsturen
1In die tijd werd er aan het hele volk voorgelezen uit het boek van Mozes. Toen ontdekten ze ook dat Ammonieten en Moabieten nooit in de gemeente van God zouden mogen komen.#Lees Deuteronomium 23:3-6. Met 'niet in de gemeente van de Heer komen' wordt waarschijnlijk bedoeld dat ze niet bij het volk Israël mogen wonen. 2Want toen Israël in de woestijn was, hadden zij de Israëlieten geen brood en water willen geven. Maar ze hadden Bileam gehuurd om hen te vervloeken. Maar onze God had die vervloeking in een zegen veranderd. 3Zodra de mensen dit hoorden, stuurden ze iedereen weg die Ammonitische of Moabitische voorouders had.
De wetten van God worden weer verwaarloosd
4De priester Eljasib was opzichter over de kamers in de tempel van onze God. Hij was getrouwd met een dochter van de Ammonitische ambtenaar Tobia. 5Hij had Tobia een grote kamer in de tempel gegeven. Die kamer was eigenlijk bedoeld als voorraadkamer voor het meel van de meel-offers, de wierook, alle gereedschappen, de tienden van graan, wijn en olijf-olie en alles wat voor de Levieten, de zangers en de poortwachters en priesters was. 6Ik was niet in Jeruzalem toen dat gebeurde. Want toen Artasasta 32 jaar koning van Perzië was, was ik weer naar de koning terug gegaan. Maar na een poosje kreeg ik van de koning toestemming om weer naar Jeruzalem te gaan. 7Toen ik in Jeruzalem kwam, merkte ik wat Eljasib voor vreselijks had gedaan. Dus dat hij Tobia een kamer had gegeven aan het plein van de tempel van God. 8Ik werd woedend#Tobia was immers aldoor Nehemia's grootste tegenstander geweest en bovendien was hij een Ammoniet. Lees Nehemia 4:3 en Nehemia 13:1-3. en smeet alle meubels van Tobia naar buiten. 9Ik beval dat de kamer schoongemaakt moest worden, en dat gebeurde. Daarna werden de gereedschappen van de tempel, het meel van de meel-offers en de wierook daar weer in teruggebracht.
10Ook hoorde ik dat de Levieten en de zangers niet meer kregen waar ze recht op hadden.#Lees Numeri 18:20 en 21. Daarom waren ze terug gegaan naar hun eigen akkers en deden niet langer hun werk in de tempel. 11Ik liet de leiders van de stad komen. Ik zei boos tegen hen: "Hoe komt het dat de tempel van God wordt verwaarloosd?" Ik liet de Levieten terugkomen en liet hen weer in de tempel dienst doen. 12Heel Juda begon weer de tienden van het graan, de wijn en de olijf-olie naar de voorraadkamers te brengen. 13De priester Selemja, de schrijver Zadok en de Leviet Pedaja liet ik toezicht houden op de voorraadkamers. Ze werden daarbij geholpen door Hanan, de zoon van Zakkur, die een zoon was van Mattanja. Dat waren betrouwbare mannen. Daarom moesten zij alles onder de andere priesters en Levieten verdelen.
14– Mijn God, vergeet niet wat ik allemaal voor U en uw tempel heb gedaan.
15In die tijd zag ik dat er in Juda mensen waren die op de heilige rustdagen druiven persten en graan oogstten en op ezels laadden. Ook werden er druiven, vijgen, wijn en allerlei andere dingen op de heilige rustdag op ezels geladen en naar Jeruzalem gebracht. Daar werd het verkocht. Ik waarschuwde de verkopers. 16Ook de handelaren uit Tyrus die in het land woonden, brachten vis en allerlei koopwaar naar de stad. Die verkochten ze op de heilige rustdag aan de Judeeërs, zelfs in Jeruzalem. 17Ik sprak hierover met de leiders van de stad. Ik zei boos tegen hen: "Hoe durven jullie zoiets te doen? Jullie houden je niet aan de heilige rustdag! 18Onze voorouders deden hetzelfde. En dat was juist de reden dat God ons en onze stad al deze ellende heeft laten meemaken. Waarom maken jullie God nu wéér boos door je niet aan de heilige rustdag te houden?"
19Zodra het op de avond vóór de heilige rustdag donker werd in de poorten van Jeruzalem, werden op mijn bevel de poortdeuren gesloten. Ik beval dat ze pas ná de heilige rustdag weer geopend mochten worden. Ik liet een aantal van mijn dienaren bij de deuren de wacht houden. Zo zorgde ik ervoor dat er op de heilige rustdag niets de stad in gebracht zou worden om verkocht te worden. 20Maar toen bleven de handelaars en de verkopers buiten de muren van Jeruzalem overnachten. Dat gebeurde een aantal keren. 21Toen waarschuwde ik hen: "Waarom overnachten jullie bij de stadsmuur? Als jullie dat nóg een keer doen, laat ik jullie gevangen nemen." Vanaf toen kwamen ze niet meer op de heilige rustdag naar de stad toe. 22Ik beval de Levieten dat zij zich voor de Heer zouden klaarmaken en dan de poorten zouden komen bewaken. Ze moesten er zo voor zorgen dat de mensen zich weer aan de heilige rustdag zouden houden.
– Mijn God, vergeet niet dat ik ook dit gedaan heb. Heb alstublieft medelijden met mij, omdat U goed en liefdevol bent.
Nehemia laat de buitenlandse vrouwen wegsturen
23Ik kwam erachter dat er intussen Judeeërs waren getrouwd met vrouwen uit Asdod, Ammon en Moab. 24Veel van hun kinderen spraken alleen de taal van Asdod of een andere vreemde taal, maar helemaal geen Judees. 25Ik sprak hierover met die mannen. Ik was erg kwaad op hen. Ik sloeg hen, trok hun de haren uit en bedreigde hen: "Jullie, je zonen en je dochters mogen niet trouwen met mensen van een ander volk!#God had huwelijken met mannen en vrouwen van andere volken verboden, omdat ze zouden leiden tot het aanbidden van de goden van die volken. Lees Deuteronomium 7:1-5. 26Dat was toch ook de fout die koning Salomo van Israël maakte? Want ook al was er nergens een koning als hij, en ook al hield God heel veel van hem, toch zorgden de vrouwen van andere volken ervoor dat hij ongehoorzaam werd aan God. 27Moet ik dan nu horen dat jullie hetzelfde doen? Dat jullie ontrouw zijn aan onze God door met buitenlandse vrouwen te trouwen?"
28Eén van de zonen van Jojada, de zoon van de hogepriester Eljasib, was getrouwd met een dochter van Sanballat uit Bet-Horon. Daarom joeg ik hem weg en mocht hij niet meer in mijn buurt komen.#Sanballat was immers samen met Tobia aldoor Nehemia's grootste tegenstander geweest. Bovendien was hij een Ammoniet. Lees Nehemia 4:3 en Nehemia 13:1-3.
29– Mijn God, vergeet niet dat zij het priesterschap en het verbond van het priesterschap en van de Levieten hebben besmeurd.
30Ik stuurde iedereen het land uit die er niet thuishoorde. En ik zorgde ervoor dat de priesters en Levieten hun werk goed deden. 31Ook zorgde ik ervoor dat er regelmatig hout werd gebracht en dat steeds op tijd het eerste deel van de oogst werd gebracht.
– Vergeet mij niet, mijn God. Wees alstublieft goed voor mij vanwege alles wat ik heb gedaan.
Currently Selected:
:
Highlight
Share
Copy
Want to have your highlights saved across all your devices? Sign up or sign in
BasisBijbel
Copyright © 2013 Stichting BasisBijbel
Gecorrigeerde tekst © 2015
Alle rechten voorbehouden
Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016