Zo stierf Saul vanwege zijn trouwbreuk, die hij tegenover de HEERE had gepleegd, vanwege het woord van de HEERE, dat hij niet in acht had genomen, en ook omdat hij een dodenbezweerder had geraadpleegd,
en niet de HEERE had geraadpleegd. Daarom doodde Hij hem en liet Hij het koningschap overgaan op David, de zoon van Isaï.