Exodus 17:8-16

Exodus 17:8-16 BB

Bij Rafidim werd het volk aangevallen door het volk van Amalek. Mozes zei tegen Jozua: "Kies mannen uit en strijd tegen de Amalekieten. Morgen zal ik op de heuveltop gaan staan met de staf van God in mijn hand." Jozua deed wat Mozes zei en streed tegen de Amalekieten. Maar Mozes, Aäron en Hur waren de heuvel opgeklommen. Als Mozes zijn handen omhoog hield, was Israël sterker. Maar als hij zijn handen liet zakken, was Amalek sterker. Toen zijn armen moe werden, legden ze een steen bij Mozes neer. Zo kon hij zitten. Aäron en Hur ondersteunden ieder een arm van Mozes. Zo bleven zijn handen tot zonsondergang omhoog. Zo versloeg Jozua het volk van Amalek. De Heer zei tegen Mozes: "Schrijf dit op in een boek, zodat de mensen het niet vergeten. En zorg dat Jozua het goed weet. De Israëlieten moeten weten dat Ik Amalek helemaal zal vernietigen. Later zal niemand nog weten dat Amalek ooit heeft bestaan." Toen bouwde Mozes een altaar en noemde het: 'De Heer is mijn krijgsvlag.' En hij zei: "De Heer heeft gezworen dat Hij voor altijd de vijand van Amalek zal zijn."