Job 42:1-10

Job 42:1-10 BB

Toen antwoordde Job de Heer: Ik weet dat U alles kan en dat alles wat U van plan bent ook gebeurt. U zegt tegen mij: "Wie is het die, zonder er verstand van te hebben, zijn mening over Mij geeft?" Ik geef toe dat ik onverstandig heb gesproken. Ik sprak over wonderbare dingen waar ik geen verstand van heb. Eigenlijk heb ik tegen U gezegd: "Luister naar mij, dan zal ik U een paar vragen stellen. Ik wil van U daarop een antwoord krijgen." Ik kende U alleen van horen zeggen. Maar nu heb ik U zelf gezien. Daarom neem ik alles terug wat ik gezegd heb. Ik heb er heel erg spijt van." Nadat de Heer deze dingen tegen Job had gezegd, zei Hij tegen Elifaz: "Ik ben woedend op jou en je twee vrienden. Want er klopt niets van wat jullie over Mij hebben gezegd. Job had wél gelijk in wat hij over Mij zei. Neem daarom zeven stieren en zeven mannetjes-schapen. Breng die naar mijn dienaar Job. Dan zal hij ze als brand-offer aan Mij offeren en zal hij voor jullie bidden. Want Ik zal alleen naar hem luisteren. Dan zal Ik jullie niet straffen voor de dwaze dingen die jullie over Mij hebben gezegd." Toen gingen Elifaz uit Teman, Bildad uit Suach en Zofar uit Naäma naar Job en deden wat de Heer had gezegd. En de Heer vergaf hun toen Job voor hen bad. Nadat Job voor zijn vrienden had gebeden, zorgde de Heer ervoor dat het weer goed ging met Job. Hij gaf hem het dubbele van wat hij vroeger had gehad.