Hooglied 3
3
Een lied over de bruidegom en zijn bruid (vervolg)
1"'s Nachts, als ik in bed lig, droom ik dat ik mijn liefste zoek.
2Ik zocht hem, maar kon hem nergens vinden.
Ik droomde dat ik opstond en door de stad liep.
Ik zocht in de straten en op de pleinen naar mijn allerliefste.
3De wachters van de stad zagen mij toen ze hun ronde deden.
Ik vroeg aan hen: 'Hebben jullie mijn liefste ook gezien?'
4Ik was hen nog maar net voorbij, toen ik hem zag.
Ik greep hem vast en wilde hem niet meer loslaten.
Ik wilde hem eerst naar het huis van mijn moeder brengen.
Ik bracht hem naar de kamer waar ik geboren ben.
5Meisjes van Jeruzalem, ik zweer bij de gazellen en de herten:
je moet de liefde niet dwingen.
Je moet wachten tot de liefde vanzelf komt!" b
6 Anderen: "Wie komt daar door de woestijn aan,
in een wolk van mirre en wierook en allerlei andere specerijen die de koopman verkoopt?
7Dat is koning Salomo in zijn draagstoel,
omringd door zestig van de dapperste mannen uit Israël.
8Allemaal zwaardvechters en goede krijgers.
Ze hebben het zwaard op hun heup vanwege de gevaren 's nachts.
9Koning Salomo liet zijn draagstoel maken van cederhout van de Libanon.
10De spijlen zijn van zilver,
de zitting is van goud,
de luifel van blauwgeverfde stoffen,
met liefde geweven door de meisjes van Jeruzalem.
11Meisjes van Jeruzalem, ga hem tegemoet!
Ga kijken naar koning Salomo met op zijn hoofd de kroon
die zijn moeder hem heeft opgezet op de dag van zijn bruiloft,
op de mooiste dag van zijn leven."
Nu geselecteerd:
Hooglied 3: BB
Markering
Deel
Kopiëren
Wil je jouw markerkingen op al je apparaten opslaan? Meld je aan of log in
BasisBijbel
Copyright © 2013 Stichting BasisBijbel
Gecorrigeerde tekst © 2015
Alle rechten voorbehouden
Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016
Hooglied 3
3
Een lied over de bruidegom en zijn bruid (vervolg)
1"'s Nachts, als ik in bed lig, droom ik dat ik mijn liefste zoek.
2Ik zocht hem, maar kon hem nergens vinden.
Ik droomde dat ik opstond en door de stad liep.
Ik zocht in de straten en op de pleinen naar mijn allerliefste.
3De wachters van de stad zagen mij toen ze hun ronde deden.
Ik vroeg aan hen: 'Hebben jullie mijn liefste ook gezien?'
4Ik was hen nog maar net voorbij, toen ik hem zag.
Ik greep hem vast en wilde hem niet meer loslaten.
Ik wilde hem eerst naar het huis van mijn moeder brengen.
Ik bracht hem naar de kamer waar ik geboren ben.
5Meisjes van Jeruzalem, ik zweer bij de gazellen en de herten:
je moet de liefde niet dwingen.
Je moet wachten tot de liefde vanzelf komt!" b
6 Anderen: "Wie komt daar door de woestijn aan,
in een wolk van mirre en wierook en allerlei andere specerijen die de koopman verkoopt?
7Dat is koning Salomo in zijn draagstoel,
omringd door zestig van de dapperste mannen uit Israël.
8Allemaal zwaardvechters en goede krijgers.
Ze hebben het zwaard op hun heup vanwege de gevaren 's nachts.
9Koning Salomo liet zijn draagstoel maken van cederhout van de Libanon.
10De spijlen zijn van zilver,
de zitting is van goud,
de luifel van blauwgeverfde stoffen,
met liefde geweven door de meisjes van Jeruzalem.
11Meisjes van Jeruzalem, ga hem tegemoet!
Ga kijken naar koning Salomo met op zijn hoofd de kroon
die zijn moeder hem heeft opgezet op de dag van zijn bruiloft,
op de mooiste dag van zijn leven."
Nu geselecteerd:
:
Markering
Deel
Kopiëren
Wil je jouw markerkingen op al je apparaten opslaan? Meld je aan of log in
BasisBijbel
Copyright © 2013 Stichting BasisBijbel
Gecorrigeerde tekst © 2015
Alle rechten voorbehouden
Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016