Het Eerste Boek van Samuël 8:1-6

Het Eerste Boek van Samuël 8:1-6 STV

Het geschiedde nu, toen Samuël oud geworden was, zo stelde hij zijn zonen tot richters over Israël. De naam van zijn eerstgeborenen zoon nu was Joël, en de naam van zijn tweeden was Abia; zij waren richters te Berseba. Doch zijn zonen wandelden niet in zijn wegen; maar zij neigden zich tot de gierigheid, en namen geschenken, en bogen het recht. Toen vergaderden zich alle oudsten van Israël, en zij kwamen tot Samuël te Rama; En zij zeiden tot hem: Zie, gij zijt oud geworden, en uw zonen wandelen niet in uw wegen; zo zet nu een koning over ons, om ons te richten, gelijk al de volken hebben. Maar dit woord was kwaad in de ogen van Samuël, als zij zeiden: Geef ons een koning, om ons te richten. En Samuël bad den HEERE aan.