Het begin des Evangelies van JEZUS CHRISTUS, den Zoon van God.
Gelijk geschreven is in de profeten: Ziet, Ik zende Mijn engel voor Uw aangezicht, die Uw weg voor U heen bereiden zal.
De stem des roependen in de woestijn: Bereidt den weg des Heeren, maakt Zijn paden recht.
Johannes was dopende in de woestijn, en predikende den doop der bekering tot vergeving der zonden.
En al het Joodse land ging tot hem uit, en die van Jeruzalem; en werden allen van hem gedoopt in de rivier de Jordaan, belijdende hun zonden.
En Johannes was gekleed met kemelshaar, en met een lederen gordel om zijn lenden, en at sprinkhanen en wilden honig.
En hij predikte, zeggende: Na mij komt, Die sterker is dan ik, Wien ik niet waardig ben, nederbukkende, den riem Zijner schoenen te ontbinden.
Ik heb ulieden wel gedoopt met water, maar Hij zal u dopen met den Heiligen Geest.
En het geschiedde in diezelfde dagen, dat Jezus kwam van Nazareth, gelegen in Galiléa, en werd van Johannes gedoopt in de Jordaan.
En terstond, als Hij uit het water opklom, zag Hij de hemelen opengaan, en den Geest, gelijk een duif, op Hem nederdalen.
En er geschiedde een stem uit de hemelen: Gij zijt Mijn geliefde Zoon, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb!
En terstond dreef Hem de Geest uit in de woestijn.
En Hij was aldaar in de woestijn veertig dagen, verzocht van den satan; en was bij de wilde gedierten; en de engelen dienden Hem.
En nadat Johannes overgeleverd was, kwam Jezus in Galiléa, predikende het Evangelie van het Koninkrijk Gods,
En zeggende: De tijd is vervuld, en het Koninkrijk Gods nabij gekomen; bekeert u, en gelooft het Evangelie.