1 Samuel 28:6-20

1 Samuel 28:6-20 HSV

En Saul raadpleegde de HEERE, maar de HEERE antwoordde hem niet; niet door dromen, niet door de urim, en ook niet door de profeten. Toen zei Saul tegen zijn dienaren: Zoek een vrouw voor mij die geesten van doden kan bezweren, zodat ik naar haar toe kan gaan en door haar raad kan vragen. Zijn dienaren zeiden tegen hem: Zie, er is in Endor een vrouw die geesten van doden bezweert. Saul vermomde zich, trok andere kleren aan en ging op weg, en twee mannen met hem. Zij kwamen 's nachts bij de vrouw aan en hij zei: Voorzeg mij toch door de geest van een dode; roep voor mij op wie ik u zal zeggen. Toen zei de vrouw tegen hem: Zie, u weet wat Saul gedaan heeft, dat hij de dodenbezweerders en de waarzeggers uit dit land heeft uitgeroeid. Waarom spant u dan een valstrik voor mijn leven, om mij te doden? Saul zwoer haar bij de HEERE en zei: Zo waar de HEERE leeft, u zal om deze zaak geen straf overkomen. Toen zei de vrouw: Wie zal ik voor u oproepen? En hij zei: Roep Samuel voor mij op. Toen de vrouw Samuel zag, schreeuwde zij met luide stem. De vrouw zei tegen Saul: Waarom hebt u mij bedrogen? Want u bent Saul! De koning zei tegen haar: Wees niet bevreesd, maar wat ziet u? Toen zei de vrouw tegen Saul: Ik zie een goddelijk wezen uit de aarde opkomen. Hij zei tegen haar: Wat is zijn gestalte? Zij zei: Er komt een oude man op, en hij heeft een mantel om. Toen wist Saul dat het Samuel was. Hij knielde met zijn gezicht ter aarde en hij boog zich neer. Samuel zei tegen Saul: Waarom hebt u mijn rust verstoord door mij op te roepen? Toen zei Saul: Ik ben in grote nood, want de Filistijnen strijden tegen mij en God is van mij weggegaan: Hij antwoordt mij niet meer, niet door de dienst van de profeten, en ook niet door dromen. Daarom heb ik u geroepen, om mij te laten weten wat ik doen moet. Toen zei Samuel: Waarom raadpleegt u míj dan, als de HEERE van u weggegaan is en uw vijand geworden is? Want de HEERE heeft gedaan zoals Hij door mijn dienst gesproken heeft: Hij heeft het koninkrijk van uw hand gescheurd en dat aan uw naaste gegeven, aan David. Omdat u niet naar de stem van de HEERE geluisterd hebt, en Zijn brandende toorn niet uitgevoerd hebt tegen Amalek, daarom heeft de HEERE u dit heden aangedaan. En de HEERE zal mét u ook Israël in handen van de Filistijnen geven, en morgen zullen u en uw zonen bij mij zijn; ook zal de HEERE het leger van Israël in handen van de Filistijnen geven. Toen viel Saul onmiddellijk op de grond, zo lang als hij was, en hij was zeer bevreesd vanwege de woorden van Samuel. Ook was er geen kracht in hem, omdat hij de hele dag en de hele nacht geen voedsel tot zich genomen had.