Amos 9:7-15

Amos 9:7-15 HSV

Bent U niet als de Cusjieten voor Mij, Israëlieten? spreekt de HEERE. Heb Ik Israël niet weggeleid uit het land Egypte, de Filistijnen uit Kaftor en de Syriërs uit Kir? Zie, de ogen van de Heere HEERE zijn gericht op dit zondige koninkrijk. Ik zal het wegvagen van de aardbodem. Evenwel zal Ik het huis van Jakob niet geheel wegvagen, spreekt de HEERE. Want, zie, Ik geef opdracht, en Ik zal het huis van Israël onder alle volken schudden, zoals met een zeef geschud wordt; geen steentje zal op de grond vallen. Door het zwaard zullen sterven alle zondaars van Mijn volk, die zeggen: Het kwaad zal niet naderen en ons niet tegemoet treden. Op die dag zal Ik oprichten de vervallen hut van David. Zijn scheuren zal Ik dichtmaken, en wat aan hem is afgebroken, zal Ik oprichten, Ik zal hem opbouwen als in de dagen van oude tijden af; zodat zij de rest van Edom in bezit zullen nemen, en alle heidenvolken waarover Mijn Naam is uitgeroepen, spreekt de HEERE, Die dit doet. Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat de ploeger de maaier zal ontmoeten en de druiventreder de zaaier, en dat de bergen zullen druipen van jonge wijn en al de heuvels doordrenkt zullen worden. Ik zal een omkeer brengen in de gevangenschap van Mijn volk Israël. Zij zullen de verwoeste steden herbouwen en bewonen, zij zullen wijngaarden planten en de wijn ervan drinken, zij zullen tuinen aanleggen en de vrucht ervan eten. Ik zal hen in hun land planten, en zij zullen nooit meer weggerukt worden uit hun land, dat Ik aan hen gegeven heb, zegt de HEERE, uw God.