Ezechiël 22:29-31

Ezechiël 22:29-31 HSV

De bevolking van het land doet niets dan afpersen, doet niets dan roven. De ellendige en arme persen zij af, en de vreemdeling buiten zij uit zonder recht. Ik zocht naar iemand onder hen die een muur kon optrekken en voor Mijn aangezicht in de bres kon staan voor het land, zodat Ik het niet te gronde hoefde te richten, maar Ik vond niemand. Daarop stortte Ik Mijn gramschap over hen uit. Door het vuur van Mijn verbolgenheid heb Ik een einde aan hen gemaakt. Hun weg heb Ik op hun eigen hoofd doen neerkomen, spreekt de Heere HEERE.