Jesaja 49:1-6

Jesaja 49:1-6 HSV

Luister naar Mij, kustlanden, sla er acht op, volken van ver! De HEERE heeft Mij geroepen van de moederschoot af, van de baarmoeder af heeft Hij Mijn Naam genoemd. Hij heeft Mijn mond gemaakt als een scherp zwaard, in de schaduw van Zijn hand heeft Hij Mij verborgen. Hij heeft Mij gemaakt tot een puntige pijl, Hij heeft Mij in Zijn pijlkoker gestoken. Hij heeft tegen Mij gezegd: U bent Mijn Knecht, Israël, in Wie Ik Mij zal verheerlijken. Ik, Ik zei: Voor niets heb Ik Mij vermoeid, nutteloos en tevergeefs heb Ik Mijn kracht verbruikt. Voorwaar, Mijn recht is bij de HEERE, en Mijn arbeidsloon is bij Mijn God. En nu zegt de HEERE, Die Zich Mij vanaf de moederschoot tot Knecht heeft geformeerd om Jakob tot Hem terug te brengen – maar Israël zal zich niet laten verzamelen. Niettemin zal Ik verheerlijkt worden in de ogen van de HEERE, en Mijn God zal Mijn kracht zijn. Hij zei: Het is te gering dat U voor Mij een Knecht zou zijn om op te richten de stammen van Jakob en om hen die van Israël gespaard werden, terug te brengen. Ik heb U ook gegeven tot een Licht voor de heidenvolken, om Mijn heil te zijn tot aan het einde der aarde.