Ezechiël 43:18-27

Ezechiël 43:18-27 HTB

Hij vervolgde: ‘Mensenzoon, de Oppermachtige HERE zegt: “Dit zijn de voorschriften die u moet volgen bij de dienst hier aan dit altaar, dat is opgericht voor het verbranden van offers en voor het sprenkelen van bloed. Voor een zondoffer moet een jonge stier worden overhandigd aan de Levieten uit de familie van Zadok, die mijn dienaars zijn. U zult wat van zijn bloed nemen en dat aan de vier horens van het altaar, aan de vier hoeken van het bovenste platform en aan de rand er rondom doen. Dit zal het altaar reinigen en verzoenen. Neem daarna de jonge stier die als zondoffer was bestemd, en verbrand hem op de daarvoor aangewezen plaats buiten de tempel. Op de tweede dag moet u een jonge bok als zondoffer brengen. Hij mag geen gebreken hebben: geen ziekten, misvormingen, wonden of littekens. Op die manier zal het altaar worden gereinigd, net als bij de jonge stier. Wanneer u deze reinigingsceremonie hebt beëindigd, moet u nog een jonge stier en een ram uit de kudde offeren. Ook deze dieren mogen geen gebreken vertonen. Bied hen de HERE aan en de priesters zullen hen met zout bestrooien als een brandoffer. Zeven dagen lang moeten elke dag een bok, een jonge stier en een ram uit de kudde als zondoffer worden geofferd. Geen van hen mag ziek zijn of een gebrek vertonen. Doe dit zeven dagen achter elkaar om het altaar te reinigen en te verzoenen, waardoor het wordt geheiligd. Op de achtste dag en op elke dag daarna, moeten de priesters de brandoffers en dankoffers van het volk op dit altaar offeren en Ik zal u aanvaarden,” zegt de Oppermachtige HERE.’