Genesis 28:16-22

Genesis 28:16-22 HTB

Toen werd Jakob wakker. ‘Dit is beslist de plaats waar de HERE woont,’ riep hij vol eerbied. ‘Dit is een ontzagwekkende plaats, dit moet wel de poort van de hemel zijn!’ De volgende morgen stond hij vroeg op en zette zijn stenen hoofdkussen rechtop als een gedenksteen en goot er olie overheen. Hij noemde die plaats Betel (Huis van God), hoewel het voorheen Luz heette. Jakob deed een gelofte: ‘Als God mij op deze reis helpt en beschermt, voor eten en kleding zorgt zodat ik veilig zal terugkeren bij mijn vader, en als de HERE mijn God zal zijn, dan zal deze gedenksteen een heilige plaats, een huis van God zijn. Van alles wat God mij geeft, zal ik Hem een tiende deel teruggeven.’