1 Korinthiërs 10:29-30
1 Korinthiërs 10:29-30 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Doch ik zeg: om het geweten, niet van uzelven, maar des anderen; want waarom wordt mijn vrijheid geoordeeld van een ander geweten? En indien ik door genade der spijze deelachtig ben, waarom word ik gelasterd over hetgeen, waarvoor ik dankzeg?
1 Korinthiërs 10:29-30 Herziene Statenvertaling (HSV)
Ik heb het echter niet over uw eigen geweten, maar over dat van de ander. Immers, waarom zou mijn vrijheid onder het oordeel vallen van het geweten van een ander? En als ik door genade aan de maaltijd deelneem, waarom word ik dan gelasterd om iets waarvoor ik dank?
1 Korinthiërs 10:29-30 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Ik bedoel nu niet uw eigen geweten, maar dat van die ander. Want waartoe zou mijn vrijheid beoordeeld worden door eens anders geweten? Indien ik onder dankzegging van iets gebruik maak, hoe kan men kwaad van mij spreken over iets, waarvoor ik dankzeg?