1 Korinthiërs 3:6-9
1 Korinthiërs 3:6-9 Het Boek (HTB)
Ik heb het geloof in u geplant, Apollos heeft het verder verzorgd, maar alleen God kon het laten groeien. De planter en de verzorger zijn niet belangrijk, maar God wel. Hij geeft de groei. De planter en de verzorger kunnen niet zonder elkaar. Zij krijgen allebei de beloning die hun toekomt, afhankelijk van het werk dat zij deden. Wij zijn Gods medewerkers en u bent Gods akker. Of anders gezegd: Gods gebouw.
1 Korinthiërs 3:6-9 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Ik heb geplant, Apollos heeft nat gemaakt; maar God heeft den wasdom gegeven. Zo is dan noch hij, die plant, iets, noch hij, die nat maakt, maar God, Die den wasdom geeft. En die plant, en die nat maakt, zijn één; maar een iegelijk zal zijn loon ontvangen naar zijn arbeid. Want wij zijn Gods medearbeiders; Gods akkerwerk, Gods gebouw zijt gij.
1 Korinthiërs 3:6-9 Herziene Statenvertaling (HSV)
Ik heb geplant, Apollos heeft begoten, maar God heeft laten groeien. Dus is dan noch hij die plant iets, noch hij die begiet, maar God, Die laat groeien. En hij die plant en hij die begiet, zijn één, maar ieder zal zijn eigen loon ontvangen overeenkomstig zijn eigen inspanning. Want Gods medearbeiders zijn wíj. Gods akker en Gods bouwwerk bent ú.
1 Korinthiërs 3:6-9 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Ik heb geplant, Apollos heeft begoten, maar God gaf de wasdom. Daarom, noch wie plant, noch wie begiet, betekent iets, maar God, die de wasdom geeft. Wie plant en wie begiet, staan gelijk; alleen zal elk zijn eigen loon krijgen naar zijn eigen werk. Want Gods medearbeiders zijn wij; Gods akker, Gods bouwwerk zijt gij.
1 Korinthiërs 3:6-9 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Ik heb [ het geloof in jullie hart ] geplant. Apollos heeft [ jullie geloof ] verzorgd. Maar God zorgde voor de groei [ van jullie geloof ]. Daarom is degene die plant niet belangrijk, en degene die verzorgt ook niet. Alleen God is belangrijk, want Hij zorgt voor de groei. Maar de planter en de verzorger zijn wel allebei nodig. En allebei zullen ze hun eigen beloning krijgen voor het werk dat ze hebben gedaan. Zo zijn wij dus Gods medewerkers. En jullie zijn Gods akker [ waarop Híj werkt ]. [ Je zou ook kunnen zeggen: ] Jullie zijn Gods gebouw.