1 Koningen 17:17-20
1 Koningen 17:17-20 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En het geschiedde na deze dingen, dat de zoon dezer vrouw, der waardin van het huis, krank werd; en zijn krankheid werd zeer sterk, totdat geen adem in hem overgebleven was. En zij zeide tot Elia: Wat heb ik met u te doen, gij man Gods? Zijt gij bij mij ingekomen, om mijn ongerechtigheid in gedachtenis te brengen, en om mijn zoon te doden? En hij zeide tot haar: Geef mij uw zoon. En hij nam hem van haar schoot, en droeg hem boven in de opperzaal, waar hij zelf woonde, en hij legde hem neder op zijn bed. En hij riep den HEERE aan, en zeide: HEERE, mijn God, hebt Gij dan ook deze weduwe, bij dewelke ik herberge, zo kwalijk gedaan, dat Gij haar zoon gedood hebt?
1 Koningen 17:17-20 Herziene Statenvertaling (HSV)
Het gebeurde na deze dingen dat de zoon van deze vrouw, de vrouw des huizes, ziek werd. Zijn ziekte werd zeer ernstig, totdat er in hem geen adem overbleef. Toen zei zij tegen Elia: Hoe heb ik het nu met u, man Gods? Bent u bij mij gekomen om mijn ongerechtigheid in herinnering te brengen en om mijn zoon te doen sterven? Maar hij zei tegen haar: Geef mij uw zoon. Hij nam hem van haar schoot en droeg hem naar boven naar het bovenvertrek, waar hijzelf woonde, en hij legde hem neer op zijn bed. Hij riep de HEERE aan en zei: HEERE, mijn God, hebt U dan ook deze weduwe, bij wie ik als vreemdeling verblijf, zoveel kwaad gedaan dat U haar zoon gedood hebt?
1 Koningen 17:17-20 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Na deze gebeurtenissen werd de zoon van de vrouw des huizes ziek: ja, zijn ziekte werd zeer hevig, totdat er geen adem in hem overbleef. Toen zeide zij tot Elia: Hoe heb ik het met u, man Gods? Gij hebt bij mij intrek genomen om mijn ongerechtigheid in herinnering te brengen, en te maken, dat mijn zoon sterft. Daarop zeide hij tot haar: Geef mij uw zoon. Toen nam hij hem uit haar schoot, droeg hem naar het bovenvertrek, waar hij verblijf hield, en legde hem op zijn bed. Daarop riep hij tot de HERE en zeide: HERE, mijn God! Doet Gij zelfs de weduwe, bij wie ik als vreemdeling vertoef, het onheil aan, haar zoon te laten sterven?
1 Koningen 17:17-20 Het Boek (HTB)
Maar op een dag werd de zoon van de vrouw erg ziek en stierf ten slotte. ‘Man van God,’ zei de vrouw, ‘wat hebt u mij aangedaan? Bent u hier gekomen om mij te straffen voor mijn zonden, door mijn zoon te laten sterven?’ ‘Geef hem maar aan mij,’ antwoordde Elia. Hij nam het dode lichaam van de jongen mee naar boven en legde hem in de logeerkamer waar hij zelf sliep. Toen riep hij tot de HERE: ‘O HERE, mijn God, waarom hebt U deze weduwe bij wie ik verblijf, zo getroffen en haar zoon gedood?’
1 Koningen 17:17-20 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Na een poosje werd de zoon van de vrouw ziek. Hij werd steeds zieker en uiteindelijk stierf hij. De vrouw zei tegen Elia: "Hoe zit dat nu met jou, profeet? Je bent zeker bij mij in huis komen wonen met de bedoeling dat God zich zou herinneren wat ik allemaal verkeerd heb gedaan. En nu heeft Hij voor straf mijn zoon gedood." Maar hij zei tegen haar: "Geef me je zoon." Hij tilde hem van haar schoot, droeg hem naar de bovenkamer waar hij woonde en legde hem op het bed. Toen riep hij tot de Heer: "Heer mijn God! Doet U zelfs de weduwe kwaad bij wie ik hier mag wonen? U heeft haar zoon laten sterven!"