1 Koningen 17:7-16

1 Koningen 17:7-16 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

En het geschiedde ten einde van vele dagen, dat de beek uitdroogde; want geen regen was in het land geweest. Toen geschiedde het woord des HEEREN tot hem, zeggende: Maak u op, ga heen naar Zarfath, dat bij Sidon is, en woon aldaar; zie, Ik heb daar een weduwvrouw geboden, dat zij u onderhoude. Toen maakte hij zich op, en ging naar Zarfath. Als hij nu aan de poort der stad kwam, ziet, zo was daar een weduwvrouw, hout lezende; en hij riep tot haar, en zeide: Haal mij toch een weinig waters in dit vat, dat ik drinke. Toen zij nu heenging om te halen, zo riep hij tot haar, en zeide: Haal mij toch ook een bete broods in uw hand. Maar zij zeide: Zo waarachtig als de HEERE, uw God, leeft, indien ik een koek heb, dan alleen een hand vol meels in de kruik, en een weinig olie in de fles! En zie ik heb een paar houten gelezen, en ik ga heen, en zal het voor mij en voor mijn zoon bereiden, dat wij het eten, en sterven. En Elia zeide tot haar: Vrees niet, ga heen, doe naar uw woord; maar maak mij vooreerst een kleinen koek daarvan, en breng mij dien hier uit; doch voor u en uw zoon zult gij daarna wat maken. Want zo zegt de HEERE, de God Israëls: Het meel van de kruik zal niet verteerd worden, en de olie der fles zal niet ontbreken, tot op den dag, dat de HEERE regen op den aardbodem geven zal. En zij ging heen, en deed naar het woord van Elia; zo at zij, en hij, en haar huis, vele dagen. Het meel van de kruik werd niet verteerd, en de olie van de fles ontbrak niet, naar het woord des HEEREN, dat Hij gesproken had door den dienst van Elia.

1 Koningen 17:7-16 Herziene Statenvertaling (HSV)

En het gebeurde na verloop van vele dagen dat de beek uitdroogde, want er was geen regen in het land gevallen. Toen kwam het woord van de HEERE tot hem: Sta op, ga naar Zarfath, dat aan Sidon toebehoort, en woon daar. Zie, Ik heb daar een weduwvrouw geboden om u te onderhouden. Vervolgens stond hij op en ging naar Zarfath. Toen hij bij de ingang van de stad kwam, zie, daar was een vrouw, een weduwe, hout aan het sprokkelen. Hij riep tot haar en zei: Haal toch een beetje water voor mij in deze kruik, zodat ik kan drinken. Toen zij op weg ging om het te halen, riep hij haar na en zei: Breng toch ook een stuk brood voor mij mee. Maar zij zei: Zo waar de HEERE, uw God, leeft! Ik heb geen broodkoek meer, behalve een handvol meel in de pot en een beetje olie in de kruik! En zie, ik ben een paar stukken hout aan het sprokkelen. Zodra ik thuis kom, ga ik het voor mij en voor mijn zoon klaarmaken. Daarna zullen we het opeten en sterven. Maar Elia zei tegen haar: Wees niet bevreesd! Ga, doe overeenkomstig uw woord, maar maak er eerst voor mij een kleine koek van en breng die bij mij. Maak daarna voor u en voor uw zoon iets klaar. Want zo zegt de HEERE, de God van Israël: Het meel in de pot zal niet opraken en in de kruik zal het aan olie niet ontbreken tot op de dag dat de HEERE regen op de aardbodem geven zal. Zij ging en deed overeenkomstig het woord van Elia. Zo at zij, en hij, en haar gezin, vele dagen. Het meel in de pot raakte niet op en in de kruik ontbrak het niet aan olie, overeenkomstig het woord van de HEERE, dat Hij door de dienst van Elia gesproken had.

1 Koningen 17:7-16 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Doch na verloop van tijd droogde de beek uit, omdat er geen regen in het land gevallen was. Toen kwam het woord des HEREN tot hem: Maak u gereed, ga naar Sarefat, dat aan Sidon behoort, en houd daar verblijf. Zie, Ik heb daar een weduwe geboden u te verzorgen. Daarop maakte hij zich gereed en ging naar Sarefat. Toen hij bij de stadspoort kwam, zie, daar was een weduwe bezig hout te sprokkelen. Hij riep haar toe en zeide: Haal mij toch in een kruik een weinig water, opdat ik drinke. Toen zij het ging halen, riep hij haar na en zeide: Breng mij ook een bete broods mee. Daarop zeide zij: Zo waar de HERE, uw God, leeft, ik heb geen broodkoek, maar enkel een handvol meel in de pot en een weinig olie in de kruik. En zie, ik ben bezig een paar stukken hout te sprokkelen. Dan wil ik het thuis voor mij en mijn zoon gaan bereiden, en als wij het gegeten hebben, moeten wij maar sterven. Doch Elia zeide tot haar: Vrees niet, ga het thuis bereiden, zoals gij gezegd hebt, doch bereid mij daarvan eerst een kleine koek en breng mij die hier; voor u en uw zoon kunt gij het later bereiden. Want zo zegt de HERE, de God van Israël: Het meel in de pot zal niet opraken, en de olie in de kruik zal niet ontbreken tot op de dag, waarop de HERE regen op de aardbodem geven zal. Daarop ging zij heen en deed, zoals Elia gezegd had, en een tijdlang at zij, evenals hij, en haar huis. Het meel in de pot raakte niet op, en de olie in de kruik ontbrak niet, naar het woord des HEREN, dat Hij door de dienst van Elia gesproken had.