1 Samuël 1:20-28
1 Samuël 1:20-28 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En het geschiedde, na verloop van dagen, dat Hanna bevrucht werd, en baarde een zoon, en zij noemde zijn naam Samuël: Want, zeide zij, ik heb hem van den HEERE gebeden. En die man, Elkana toog op met zijn ganse huis, om den HEERE te offeren het jaarlijkse offer, en zijn gelofte. Doch Hanna toog niet op; maar zij zeide tot haar man: Als de jongen gespeend is, dan zal ik hem brengen, dat hij voor het aangezicht des HEEREN verschijne, en blijve daar tot in eeuwigheid. En Elkana, haar man, zeide tot haar: Doe, wat goed is in uw ogen; blijf, totdat gij hem zult gespeend hebben; de HEERE bevestige naar Zijn woord! Alzo bleef de vrouw, en zoogde haar zoon, totdat zij hem speende. Daarna, als zij hem gespeend had, bracht zij hem met zich opwaarts, met drie varren, en een efa meels, en een fles met wijn; en zij bracht hem in het huis des HEEREN te Silo; en het jongsken was zeer jong. En zij slachtten een var; alzo brachten zij het kind tot Eli. En zij zeide: Och, mijn heer! zo waarachtig als uw ziel leeft, mijn heer! Ik ben die vrouw, die hier bij u stond, om den HEERE te bidden. Ik bad om dit kind, en de HEERE heeft mij mijn bede gegeven, die ik van Hem gebeden heb. Daarom heb ik hem ook den HEERE overgegeven al de dagen, die hij wezen zal; hij is van den HEERE gebeden. En hij bad aldaar den HEERE aan.
1 Samuël 1:20-28 Herziene Statenvertaling (HSV)
Het gebeurde na verloop van dagen dat Hanna zwanger werd. Zij baarde een zoon en gaf hem de naam Samuel, want, zei ze, ik heb hem van de HEERE gebeden. Die man Elkana ging met zijn hele gezin op weg om de HEERE het jaarlijkse offer en ook zijn gelofteoffer te brengen. Hanna ging echter niet mee maar zei tegen haar man: Als de jongen van de borst af is, zal ik hem brengen, zodat hij voor het aangezicht van de HEERE verschijnt en daar voor eeuwig blijft. En Elkana, haar man, zei tegen haar: Doe wat goed is in jouw ogen; blijf hier totdat hij van de borst af is; moge de HEERE Zijn woord gestand doen. Zo bleef de vrouw thuis en zoogde haar zoon, totdat hij van de borst af was. Daarna, toen hij van de borst af was, nam zij hem met zich mee, met drie jonge stieren, een efa meel en een kruik wijn. Zij bracht hem in het huis van de HEERE in Silo, toen de jongen nog heel jong was. Zij slachtten de stier en brachten de jongen bij Eli. En zij zei: Och, mijn heer, zo waar u zelf leeft, mijn heer, ik ben die vrouw die hier bij u stond om tot de HEERE te bidden. Ik bad om deze jongen, en de HEERE heeft mij gegeven wat ik van Hem gebeden heb. Daarom heb ik hem ook voor al de dagen dat hij op aarde is, aan de HEERE overgegeven; hij is van de HEERE gebeden. En hij boog zich daar voor de HEERE neer.
1 Samuël 1:20-28 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
en omstreeks een jaar later baarde Hanna, zwanger geworden, een zoon. Zij noemde hem Samuël, want (zeide zij) ik heb hem van de HERE gebeden. Die man, Elkana, ging met zijn gehele gezin om het jaarlijkse slachtoffer en zijn gelofteoffer aan de HERE te brengen. Hanna ging echter niet, want zij zeide tot haar man: Als de jongen gespeend is, dan zal ik hem brengen en zal hij verschijnen voor het aangezicht des HEREN en daar voor altijd blijven. En haar man Elkana zeide tot haar: Doe wat goed is in uw ogen; blijf, totdat gij hem gespeend hebt; de HERE doe slechts zijn woord gestand. De vrouw bleef dus en zoogde haar zoon, totdat zij hem speende. Nadat zij hem gespeend had, nam zij hem mee, met drie stieren, één efa meel en een kruik wijn, en zij bracht hem, een kleine jongen nog, in het huis des HEREN te Silo. Toen zij een stier geslacht hadden, brachten zij de knaap tot Eli, en zij zeide: Met uw verlof, mijn heer, zo waar gij leeft, mijn heer, ik ben de vrouw, die hier bij u stond om tot de HERE te bidden; om deze jongen heb ik gebeden, en de HERE heeft mij gegeven, wat ik van Hem gebeden heb. Daarom sta ik hem aan de HERE af; zolang hij leeft, zij hij aan de HERE afgestaan. En hij boog zich daar voor de HERE neer.
1 Samuël 1:20-28 Het Boek (HTB)
Hanna werd zwanger en bracht na verloop van tijd een zoon ter wereld. Zij noemde hem Samuël, ‘Want ik heb de HERE om dit kind gevraagd,’ zo legde ze uit. Het volgende jaar ging Elkana alleen met Peninna en haar kinderen naar de tabernakel in Silo. Hanna bleef thuis en zei tegen Elkana: ‘Als de baby geen borstvoeding meer nodig heeft, neem ik hem mee naar de tabernakel. Dan zal hij voor de HERE verschijnen en daar voorgoed blijven.’ ‘Doe maar wat jij goed vindt,’ zei Elkana. ‘Moge de wil van de HERE worden gedaan.’ Zij bleef dus thuis tot het kind geen borstvoeding meer nodig had. Toen nam zij de jongen—ondanks het feit dat hij nog erg klein was—mee naar de tabernakel van de HERE in Silo. Als offer nam zij een driejarige stier, ruim twintig liter meel en wat wijn mee. Nadat zij de stier had geofferd, ging zij met het kind naar Eli. ‘Herinnert u zich mij nog?’ vroeg Hanna hem. ‘Ik ben de vrouw die hier destijds stond te bidden tot de HERE! Om dit kind heb ik toen gebeden en de HERE heeft mijn gebed verhoord. Daarom geef ik hem nu voor zijn hele leven aan de HERE.’ En ze liet het kind daar achter voor de HERE.
1 Samuël 1:20-28 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Ze kreeg een zoon en ze noemde hem Samuel [ (= 'God heeft gehoord') ]. "Want," zei ze, "ik heb de Heer om hem gevraagd." Dat jaar ging Elkana weer met zijn hele gezin naar Silo, om zoals elk jaar het vlees-offer en het belofte-offer aan de Heer te offeren. Maar dit keer ging Hanna niet mee. Ze zei tegen haar man: "Als de jongen geen borstvoeding meer nodig heeft, zal ik hem meenemen. Dan zal ik hem naar de Heer brengen. Dan zal hij daar voor altijd blijven." Haar man Elkana antwoordde: "Doe wat je wil. Blijf thuis totdat hij geen borstvoeding meer nodig heeft. De Heer heeft gedaan wat Hij heeft beloofd." Hanna bleef dus thuis om haar zoon te voeden. Toen hij geen borstvoeding meer nodig had, nam ze hem mee naar Silo. Ook bracht ze drie stieren, een efa [ (22 liter) ] meel en een kruik wijn mee. Zo bracht ze hem naar het heiligdom van de Heer in Silo. Hij was nog maar een klein jongetje. Nadat ze één van de stieren hadden geofferd, brachten ze het jongetje naar Eli. Hanna zei: "Mijn heer, ik ben die vrouw die hier bij u stond om tot de Heer te bidden. Om deze jongen heb ik gebeden. En de Heer heeft mij gegeven waar ik Hem om had gevraagd. Daarom geef ik hem voor de rest van zijn leven aan de Heer. Zolang hij leeft, is hij van de Heer." En hij aanbad daar de Heer.