1 Samuël 23:1-15
1 Samuël 23:1-15 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En men boodschapte David, zeggende: Zie, de Filistijnen strijden tegen Kehila, en zij beroven de schuren. En David vraagde den HEERE, zeggende: Zal ik heengaan en deze Filistijnen slaan? En de HEERE zeide tot David: Ga heen, en gij zult de Filistijnen slaan en Kehila verlossen. Doch de mannen Davids zeiden tot hem: Zie, wij vrezen hier in Juda; hoeveel te meer, als wij naar Kehila tegen der Filistijnen slagorden gaan zullen. Toen vraagde David den HEERE nog verder; en de HEERE antwoordde hem en zeide: Maak u op, trek af naar Kehila; want Ik geef de Filistijnen in uw hand. Alzo toog David en zijn mannen naar Kehila, en hij streed tegen de Filistijnen, en dreef hun vee weg, en hij sloeg onder hen een groten slag; alzo verloste David de inwoners van Kehila. En het geschiedde, toen Abjathar, de zoon van Achimelech, tot David vluchtte naar Kehila, dat hij afkwam met den efod in zijn hand. Als aan Saul te kennen gegeven werd, dat David te Kehila gekomen was, zo zeide Saul: God heeft hem in mijn hand overgegeven, want hij is besloten, komende in een stad met poorten en grendelen. Toen liet Saul al het volk ten strijde roepen, dat zij aftogen naar Kehila, om David en zijn mannen te belegeren. Als nu David verstond, dat Saul dit kwaad tegen hem heimelijk voorhad, zeide hij tot den priester Abjathar: Breng den efod herwaarts. En David zeide: HEERE, God van Israël! Uw knecht heeft zekerlijk gehoord, dat Saul zoekt naar Kehila te komen, en de stad te verderven om mijnentwil. Zullen mij ook de burgers van Kehila in zijn hand overgeven? Zal Saul afkomen, gelijk als Uw knecht gehoord heeft? O HEERE, God van Israël, geef het toch Uw knecht te kennen! De HEERE nu zeide: Hij zal afkomen. Daarna zeide David: Zouden de burgers van Kehila mij en mijn mannen overgeven in de hand van Saul? En de HEERE zeide: Zij zouden u overgeven. Toen maakte zich David en zijn mannen op, omtrent zeshonderd man, en zij gingen uit Kehila, en zij gingen heen, waar zij konden gaan. Toen aan Saul geboodschapt werd, dat David uit Kehila ontkomen was, zo hield hij op uit te trekken. David nu bleef in de woestijn in de vestingen, en hij bleef op den berg in de woestijn Zif; en Saul zocht hem alle dagen, doch God gaf hem niet over in zijn hand. Als David zag, dat Saul uitgetogen was, om zijn ziel te zoeken, zo was David in de woestijn Zif in een woud.
1 Samuël 23:1-15 Herziene Statenvertaling (HSV)
Men vertelde David: Zie, de Filistijnen strijden tegen Kehila en zij plunderen de dorsvloeren. En David raadpleegde de HEERE en vroeg: Zal ik op weg gaan en deze Filistijnen verslaan? De HEERE zei tegen David: Ga, u zult de Filistijnen verslaan en Kehila verlossen. De mannen van David zeiden echter tegen hem: Zie, wij zijn hier in Juda al bevreesd; hoeveel te meer als wij naar Kehila, naar de gelederen van de Filistijnen zullen gaan. Toen raadpleegde David de HEERE opnieuw, en de HEERE antwoordde hem en zei: Sta op, trek naar Kehila, want Ik geef de Filistijnen in uw hand. Zo gingen David en zijn mannen naar Kehila. Hij streed tegen de Filistijnen, dreef hun vee weg en bracht hun een grote slag toe. Zo verloste David de inwoners van Kehila. En het gebeurde toen Abjathar, de zoon van Achimelech, naar David vluchtte in Kehila – hij kwam met de efod in zijn hand – dat Saul verteld werd dat David naar Kehila gekomen was. En Saul zei: God heeft hem in mijn hand overgegeven, want hij heeft zich ingesloten door een stad met poorten en grendels binnen te gaan. Toen liet Saul al het volk ten strijde roepen om naar Kehila te trekken en David en zijn mannen te belegeren. Toen David te weten kwam dat Saul dit kwaad tegen hem beraamde, zei hij tegen de priester Abjathar: Breng de efod hierheen. En David zei: HEERE, God van Israël, Uw dienaar heeft duidelijk gehoord dat Saul van plan is naar Kehila te komen, om de stad omwille van mij te gronde te richten. Zullen de burgers van Kehila mij in zijn hand uitleveren? Zal Saul komen, zoals Uw dienaar gehoord heeft? O HEERE, God van Israël, vertel het Uw dienaar toch. De HEERE zei: Hij zal komen. Daarna zei David: Zullen de burgers van Kehila mij en mijn mannen overleveren in de hand van Saul? En de HEERE zei: Zij zullen u overleveren. Toen stonden David en zijn mannen op, ongeveer zeshonderd man, en zij vertrokken uit Kehila. Zij gingen waar zij maar konden gaan. Toen Saul verteld werd dat David uit Kehila ontkomen was, zag hij ervan af daarheen uit te trekken. David verbleef in de woestijn in de bergvestingen; hij verbleef in het bergland in de woestijn Zif. Saul zocht hem alle dagen, maar God gaf hem niet over in zijn hand. Toen David zag dat Saul eropuit getrokken was om hem naar het leven te staan, was David in de woestijn Zif, in Choresa.
1 Samuël 23:1-15 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Men deelde David mee: Zie, de Filistijnen strijden tegen Keïla en roven de dorsvloeren leeg. Toen vroeg David de HERE: Zal ik heengaan en deze Filistijnen verslaan? De HERE antwoordde David: Ga heen, versla de Filistijnen en bevrijd Keïla. Maar de mannen van David zeiden tot hem: Zie, wij leven hier in Juda al in vrees; hoeveel te meer, wanneer wij naar Keïla trekken, tegen de slagorden der Filistijnen. Toen vroeg David de HERE opnieuw, en de HERE antwoordde hem: Trek op, ga naar Keïla, want Ik zal de Filistijnen in uw macht geven. Daarop ging David met zijn mannen naar Keïla; hij streed met de Filistijnen, dreef hun vee weg en bracht hun een grote nederlaag toe. Zo bevrijdde David de inwoners van Keïla. Toen Abjatar, de zoon van Achimelek, naar David bij Keïla vluchtte, had hij de efod bij zich. Aan Saul werd meegedeeld, dat David Keïla was binnengetrokken. Toen zeide Saul: God heeft hem aan mij overgeleverd, want door een stad met deuren en grendels binnen te trekken, heeft hij zichzelf opgesloten. En Saul riep al het volk ten strijde om naar Keïla te trekken en David met zijn mannen te belegeren. Toen David vernam, dat Saul kwaad tegen hem in de zin had, beval hij de priester Abjatar: Breng de efod hier. En David zeide: HERE, God van Israël, uw knecht heeft voorzeker gehoord, dat Saul voornemens is naar Keïla te komen en om mijnentwil verderf over de stad te brengen. Zullen de burgers van Keïla mij aan hem uitleveren? Zal Saul komen, zoals uw knecht gehoord heeft? HERE, God van Israël, deel het toch uw knecht mee. De HERE antwoordde: Hij zal komen. Daarna vroeg David: Zullen de burgers van Keïla mij en mijn mannen aan Saul uitleveren? De HERE zeide: Zij zullen u uitleveren. Toen braken David en zijn mannen, ongeveer zeshonderd, op, verlieten Keïla en trokken op goed geluk rond. Aan Saul werd meegedeeld, dat David uit Keïla ontkomen was, en hij gaf de tocht op. David hield verblijf in de woestijn, in bergvestingen. Hij verbleef in het gebergte, in de woestijn van Zif. Alle dagen zocht Saul hem, maar God gaf hem niet in zijn macht. David vernam, dat Saul uitgetrokken was om hem naar het leven te staan. David bevond zich in de woestijn van Zif te Choresa.
1 Samuël 23:1-15 Het Boek (HTB)
Op een dag kwam David ter ore dat de Filistijnen bij Kehila de dorsvloeren aan het leegroven waren. David vroeg de HERE: ‘Moet ik daarheen gaan en hen aanvallen?’ ‘Ja, bevrijd Kehila van de Filistijnen,’ was het antwoord van de HERE. Maar Davids mannen zeiden: ‘Zelfs hier in Juda voelen we ons niet veilig, moeten wij dan wel naar Kehila gaan en daar het hele Filistijnse leger bestrijden?’ Opnieuw vroeg David de HERE om raad en Hij antwoordde: ‘Ga naar Kehila, want Ik zal u helpen de Filistijnen te verslaan.’ Zo trokken zij toch naar Kehila. Zij richtten een slachting aan onder de Filistijnen en joegen al hun vee weg. Op die manier werden de inwoners van Kehila gered. De priester Abjathar had overigens toen hij naar David was gevlucht, het priesterkleed meegenomen zodat hij steeds de raad van de HERE kon inwinnen. Saul hoorde al snel dat David in Kehila was. Hij riep: ‘Nu hebben we hem! God heeft hem aan mij uitgeleverd, want hij heeft zichzelf opgesloten in een ommuurde stad!’ Saul mobiliseerde daarop zijn hele leger om ermee naar Kehila te trekken en David en zijn mannen te omsingelen. Maar David hoorde wat Saul van plan was en gaf de priester Abjathar opdracht het priesterkleed bij hem te brengen om de HERE te vragen wat hij moest doen. ‘Och, HERE, God van Israël,’ zei David, ‘ik heb gehoord dat Saul hierheen komt en Kehila wil vernietigen, omdat ik hier ben. Zouden de mannen van Kehila mij aan hem uitleveren? En zal Saul inderdaad komen, zoals ik heb gehoord? HERE, God van Israël, vertel het mij alstublieft.’ De HERE gaf als antwoord: ‘Hij zal komen.’ ‘En zullen deze mannen van Kehila mij aan Saul uitleveren?’ drong David verder aan. ‘Ja, zij zullen u uitleveren,’ luidde het antwoord. Dat was reden genoeg voor David en zijn mannen—het waren er nu zoʼn zeshonderd—Kehila te verlaten en in de omstreken te gaan rondtrekken. Saul kwam al gauw te weten dat David was ontsnapt en besloot daarom niet naar Kehila op te trekken. David vestigde zich toen in de bergvestingen van het heuvelgebied van de woestijn van Zif. In het woud van Choresa ontving David op een dag de boodschap dat Saul op weg was naar Zif om hem op te sporen. Dagen achtereen achtervolgde Saul hem, maar de HERE liet niet toe dat hij David vond.
1 Samuël 23:1-15 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
David hoorde dat de stad Kehila door de Filistijnen was aangevallen. Ze hadden al het graan uit de voorraadschuren geroofd. Toen vroeg hij aan de Heer: "Zal ik erheen gaan en deze Filistijnen verslaan?" De Heer antwoordde: "Ga de Filistijnen verslaan en bevrijd Kehila." Maar Davids mannen zeiden tegen hem: "Het is zó al heel gevaarlijk voor ons om hier in het gebied van Juda te wonen. Als we naar Kehila gaan en het leger van de Filistijnen aanvallen, wordt het nog gevaarlijker voor ons." Toen vroeg David het opnieuw aan de Heer. De Heer antwoordde: "Ga naar Kehila, want Ik zal de Filistijnen in jullie macht geven." Toen trok David met zijn mannen naar Kehila en viel de Filistijnen aan. Hij versloeg hen en nam al hun vee mee. Zo redde David de bewoners van Kehila. Toen Abjatar, de zoon van Achimelech, naar David bij Kehila vluchtte, had hij de borsttas met de beslissings-stenen van de hogepriester meegebracht. Saul hoorde dat David naar Kehila was gekomen. Toen zei hij: "God heeft hem in mijn macht gegeven. Want nu hij een ommuurde stad is ingegaan, zit hij in de val." En hij riep het leger bij elkaar om naar Kehila te gaan. Hij wilde David en zijn mannen belegeren. David hoorde wat Saul van plan was. Hij beval de priester Abjatar: "Breng mij de borsttas met de beslissings-stenen." En David zei: "Heer, God van Israël, ik heb gehoord dat Saul van plan is om naar Kehila te komen. Omdat ik hier ben, zal hij de stad verwoesten. Zullen de bewoners van Kehila mij aan hem uitleveren? Is Saul inderdaad onderweg? Heer, God van Israël, vertel het me alstublieft." De Heer antwoordde: "Saul is onderweg." Daarna vroeg David: "Zullen de bewoners van Kehila mij en mijn mannen aan Saul uitleveren?" De Heer zei: "Ze zullen jullie uitleveren." Daarom verlieten David en zijn 600 mannen Kehila en trokken rond. Ze bleven nergens lang. Toen Saul hoorde dat David uit Kehila was ontsnapt, ging hij terug naar huis. David woonde in berggrotten in de Zif-woestijn. Saul zocht alle dagen naar hem. Maar God zorgde ervoor dat hij hem niet kon vinden. David hoorde dat Saul hem zocht en hem wilde doden. Hij verborg zich in een bos bij de Zif-woestijn.