1 Samuël 7:2-11
1 Samuël 7:2-11 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En het geschiedde, van dien dag af, dat de ark des Heeren te Kirjath-Jearim bleef, en de dagen werden vermenigvuldigd, en het werden twintig jaren; en het ganse huis van Israël klaagde den HEERE achterna. Toen sprak Samuël tot het ganse huis van Israël, zeggende: Indien gijlieden u met uw ganse hart tot den HEERE bekeert, zo doet de vreemde goden uit het midden van u weg, ook de Astharoths; en richt uw hart tot den HEERE, en dient Hem alleen, zo zal Hij u uit de hand der Filistijnen rukken. De kinderen Israëls nu deden de Baäls en de Astharoths weg, en zij dienden den HEERE alleen. Verder zeide Samuël: Vergadert het ganse Israël naar Mizpa, en ik zal den HEERE voor u bidden. En zij werden vergaderd te Mizpa, en zij schepten water, en goten het uit voor het aangezicht des HEEREN; en zij vastten te dien dage, en zeiden aldaar: Wij hebben tegen den HEERE gezondigd. Alzo richtte Samuël de kinderen Israëls te Mizpa. Toen de Filistijnen hoorden, dat de kinderen Israëls zich vergaderd hadden te Mizpa, zo kwamen de oversten der Filistijnen op tegen Israël. Als de kinderen Israëls dat hoorden, zo vreesden zij voor het aangezicht der Filistijnen. En de kinderen Israëls zeiden tot Samuël: Zwijg niet van onzentwege, dat gij niet zoudt roepen tot den HEERE, onzen God, opdat Hij ons verlosse uit de hand der Filistijnen. Toen nam Samuël een melklam, en hij offerde het geheel den HEERE ten brandoffer; en Samuël riep tot den HEERE voor Israël; en de HEERE verhoorde hem. En het geschiedde, toen Samuël dat brandoffer offerde, zo kwamen de Filistijnen aan ten strijde tegen Israël; en de HEERE donderde te dien dage met een groten donder over de Filistijnen, en Hij verschrikte hen, zodat zij verslagen werden voor het aangezicht van Israël. En de mannen van Israël togen uit van Mizpa, en vervolgden de Filistijnen, en zij sloegen hen tot onder Beth-kar.
1 Samuël 7:2-11 Herziene Statenvertaling (HSV)
En het gebeurde vanaf de dag dat de ark in Kirjath-Jearim bleef, dat er veel dagen verliepen – het werden twintig jaren – en het hele huis van Israël wendde zich klagend tot de HEERE. Toen sprak Samuel tot het hele huis van Israël: Als u zich met uw hele hart tot de HEERE bekeert, doe dan de vreemde goden uit uw midden weg, ook de Astartes, richt uw hart op de HEERE en dien Hem alleen. Dan zal Hij u uit de hand van de Filistijnen redden. Daarop deden de Israëlieten de Baäls en de Astartes weg, en zij dienden de HEERE alleen. Verder zei Samuel: Roep heel Israël in Mizpa bijeen, dan zal ik voor u tot de HEERE bidden. Zij kwamen in Mizpa bijeen, schepten water en goten het uit voor het aangezicht van de HEERE. Zij vastten op die dag en zeiden daar: Wij hebben tegen de HEERE gezondigd. Zo gaf Samuel leiding aan de Israëlieten in Mizpa. Toen de Filistijnen hoorden dat de Israëlieten in Mizpa bijeengekomen waren, trokken de stadsvorsten van de Filistijnen tegen Israël op. Toen de Israëlieten dat hoorden, werden zij bevreesd voor de Filistijnen. En de Israëlieten zeiden tegen Samuel: Laat toch niet na voor ons te roepen tot de HEERE, onze God, opdat Hij ons zal verlossen uit de hand van de Filistijnen. Toen nam Samuel een melklammetje en offerde het in zijn geheel als brandoffer voor de HEERE. Samuel riep tot de HEERE voor Israël en de HEERE verhoorde hem. En het gebeurde, toen Samuel dat brandoffer bracht, dat de Filistijnen de strijd aanbonden met Israël. Maar de HEERE deed op die dag een machtige donder rollen over de Filistijnen. Hij bracht hen in verwarring, zodat zij door Israël verslagen werden. En de mannen van Israël trokken uit Mizpa, achtervolgden de Filistijnen en versloegen hen tot onder Beth-Kar.
1 Samuël 7:2-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Van de dag af, dat de ark in Kirjat-Jearim verbleef, verliep er een geruime tijd – twintig jaar – en het gehele huis Israëls achtervolgde de HERE met zijn klachten. Toen zeide Samuël tot het gehele huis Israëls: Indien gij u met uw gehele hart tot de HERE bekeert, doet dan de vreemde goden en de Astartes uit uw midden weg en richt uw hart op de HERE en dient Hem alleen; dan zal Hij u redden uit de macht der Filistijnen. Daarop deden de Israëlieten de Baäls en de Astartes weg en dienden de HERE alleen. Toen zeide Samuël: Roept geheel Israël bijeen te Mispa; dan zal ik voor u tot de HERE bidden. Te Mispa bijeengekomen, putten zij water en goten het uit voor het aangezicht des HEREN. Ook vastten zij op die dag en zeiden daar: Wij hebben tegen de HERE gezondigd. En Samuël richtte de Israëlieten te Mispa. Toen de Filistijnen hoorden, dat de Israëlieten zich verzameld hadden te Mispa, trokken de stadsvorsten der Filistijnen tegen Israël op. De Israëlieten hoorden dit, en zij werden bevreesd voor de Filistijnen. En de Israëlieten zeiden tot Samuël: Laat niet na voor ons tot de HERE, onze God, te roepen, opdat Hij ons verlosse uit de macht der Filistijnen. Toen nam Samuël een melklam en offerde het in zijn geheel de HERE tot een brandoffer. En toen Samuël voor Israël tot de HERE riep, antwoordde de HERE hem. Terwijl Samuël bezig was het brandoffer te brengen, rukten de Filistijnen op ten strijde tegen Israël, maar de HERE deed te dien dage machtig de donder rollen over de Filistijnen en bracht hen in verwarring, zodat zij tegen Israël de nederlaag leden. De mannen van Israël trokken toen uit Mispa, vervolgden de Filistijnen en versloegen hen tot beneden Bet-Kar.
1 Samuël 7:2-11 Het Boek (HTB)
Twintig jaar lang bleef de ark daar. Al die tijd beklaagde heel Israël zich, omdat de HERE het volk kennelijk de rug had toegekeerd. Na verloop van tijd zei Samuël tegen hen: ‘Als u echt van harte tot de HERE wilt terugkeren, verwijder dan uw vreemde goden en de beelden van Astarte. Neem u voor alleen de HERE te gehoorzamen en Hem te dienen, dan zal Hij u van de Filistijnen bevrijden.’ Zij luisterden naar Samuël en vernietigden hun beelden van Baäl en Astarte en dienden alleen de HERE. Toen zei Samuël: ‘Laten alle Israëlieten naar Mispa komen, dan zal ik daar voor u tot de HERE bidden.’ De Israëlieten kwamen in Mispa bij elkaar. Ze putten water uit de bron en goten dat voor de HERE uit en ze vastten de hele dag als teken van berouw over hun zonden. Ze erkenden: ‘Wij hebben tegen de HERE gezondigd.’ Zo gaf Samuël in Mispa leiding aan Israël. Toen de Filistijnse leiders hoorden dat Israël massaal bij Mispa was bijeengekomen, mobiliseerden zij hun leger en trokken er op af. Het nieuws dat de Filistijnen in aantocht waren, zorgde voor grote angst onder de Israëlieten. ‘Smeek God of Hij ons wil redden uit de macht van de Filistijnen!’ drongen zij bij Samuël aan. Samuël verbrandde een jong lam in zijn geheel als brandoffer aan de HERE en smeekte Hem Israël te helpen. En de HERE verhoorde zijn gebed. Juist toen Samuël het jonge lam als brandoffer bracht, verschenen de Filistijnen. Maar de HERE sprak met een machtige stem van donderslagen vanuit de hemel, zodat zij volledig in verwarring raakten. Daarop zetten de Israëlieten de achtervolging in, jaagden hen op van Mispa tot aan Bet-Kar en doodden ieder die zij tegenkwamen.
1 Samuël 7:2-11 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Jaren gingen voorbij sinds de kist in Kirjat-Jearim was neergezet. Hij stond daar al 20 jaar. Het volk Israël klaagde nog steeds bij de Heer [ over de Filistijnen ]. Toen zei Samuel tegen hen: "Als jullie de Heer weer werkelijk gaan dienen, moeten jullie de andere goden en godinnen wegdoen. Houd met je hele hart van de Heer en dien Hem alleen. Dan zal Hij jullie redden uit de macht van de Filistijnen." Toen deden de Israëlieten hun godenbeelden weg en dienden alleen de Heer. Toen zei Samuel: "Laat heel Israël naar Mizpa komen. Dan zal ik voor jullie tot de Heer bidden." In Mizpa gekomen schepten ze water uit de waterput en goten dat uit bij de Heer. Ook aten ze die dag niet. En ze zeiden: "We geven toe dat we ongehoorzaam zijn geweest aan de Heer." Daarna begon Samuel de Israëlieten bij Mizpa te leren wat er in de wet staat. De Filistijnse stadskoningen hoorden dat de Israëlieten in Mizpa bij elkaar gekomen waren. Toen trokken ze met hun legers naar Mizpa. Toen de Israëlieten dat hoorden, werden ze erg bang. Ze zeiden tegen Samuel: "Bid alstublieft voor ons tot onze Heer God. Vraag Hem om ons te redden van de Filistijnen!" Samuel offerde een jong lammetje aan de Heer als brand-offer en bad tot de Heer voor Israël. En de Heer deed wat hij Hem vroeg. Terwijl Samuel nog bezig was met het brand-offer, kwamen de Filistijnen al bij Mizpa aan. Toen liet de Heer het zó hevig onweren, dat de Filistijnen in paniek raakten. Daardoor werden ze verslagen door de Israëlieten. Ze sloegen voor hen op de vlucht. De Israëlieten achtervolgden hen en versloegen hen tot voorbij Bet-Kar.