1 Samuël 8:1-6
1 Samuël 8:1-6 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Toen Samuel oud geworden was, maakte hij zijn zonen leiders van Israël. Zijn oudste zoon heette Joël, zijn tweede zoon Abia. Ze leidden Israël in Berseba. Maar ze leefden niet zoals Samuel. Ze probeerden vooral om rijk te worden. Ze lieten zich omkopen en waren onrechtvaardige rechters. Daarom gingen de leiders van de stammen van Israël met elkaar naar Samuel in Rama. Ze zeiden tegen hem: "U bent oud geworden en uw zonen leven niet zoals u. Geef ons alstublieft een koning om ons te leiden, net als de andere volken hebben." Samuel was het er niet mee eens dat ze een koning wilden hebben. Hij bad erover tot de Heer.
1 Samuël 8:1-6 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Het geschiedde nu, toen Samuël oud geworden was, zo stelde hij zijn zonen tot richters over Israël. De naam van zijn eerstgeborenen zoon nu was Joël, en de naam van zijn tweeden was Abia; zij waren richters te Berseba. Doch zijn zonen wandelden niet in zijn wegen; maar zij neigden zich tot de gierigheid, en namen geschenken, en bogen het recht. Toen vergaderden zich alle oudsten van Israël, en zij kwamen tot Samuël te Rama; En zij zeiden tot hem: Zie, gij zijt oud geworden, en uw zonen wandelen niet in uw wegen; zo zet nu een koning over ons, om ons te richten, gelijk al de volken hebben. Maar dit woord was kwaad in de ogen van Samuël, als zij zeiden: Geef ons een koning, om ons te richten. En Samuël bad den HEERE aan.
1 Samuël 8:1-6 Herziene Statenvertaling (HSV)
Het gebeurde nu, toen Samuel oud geworden was, dat hij zijn zonen tot richters over Israël aanstelde. De naam van zijn eerstgeboren zoon was Joël en de naam van zijn tweede was Abia; zij waren richters in Berseba. Maar zijn zonen gingen niet in zijn wegen; zij waren uit op winstbejag, namen geschenken aan en bogen het recht. Toen kwamen alle oudsten van Israël bijeen, en zij kwamen bij Samuel in Rama. Zij zeiden tegen hem: Zie, u bent oud geworden en uw zonen gaan niet in uw wegen. Stel daarom een koning over ons aan om ons leiding te geven, zoals alle volken. Toen zij zeiden: Geef ons een koning om ons leiding te geven, was dit woord kwalijk in de ogen van Samuel. En Samuel bad tot de HEERE.
1 Samuël 8:1-6 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Toen Samuël oud geworden was, stelde hij zijn zonen aan tot richters over Israël. De naam van zijn eerstgeboren zoon was Joël, die van de tweede Abia; zij waren richters te Berseba. Maar zijn zonen wandelden niet in zijn wegen; zij waren op winstbejag uit, namen geschenken aan en bogen het recht. Daarom kwamen alle oudsten van Israël bijeen; zij gingen naar Samuël in Rama en zeiden tot hem: Zie, gij zijt oud geworden en uw zonen wandelen niet in uw wegen; stel nu een koning over ons aan om ons te richten, als bij alle andere volken. Toen zij zeiden: Geef ons een koning om ons te richten, mishaagde dat aan Samuël, en hij bad tot de HERE.
1 Samuël 8:1-6 Het Boek (HTB)
Toen Samuël erg oud was geworden, trok hij zich terug en benoemde zijn zonen als richters. Joël en Abia, zijn oudste zonen, spraken recht in Berseba, maar zij volgden niet het voorbeeld van hun vader. Zij lieten zich omkopen, deden onrechtvaardige uitspraken en waren uit op eigen gewin. Ten slotte kwamen de leiders van Israël in Rama bijeen om deze zaak met Samuël te bespreken. Zij vertelden hem dat er veel was veranderd sinds hij zich had teruggetrokken, omdat zijn zonen slechte mannen waren. ‘Geef ons een koning, net als de andere volken,’ pleitten zij. Samuël was geschokt dat het volk een koning wilde en wendde zich tot de HERE om raad.