2 Koningen 6:24-33

2 Koningen 6:24-33 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

En het geschiedde daarna, dat Benhadad, de koning van Syrië, zijn gehele leger verzamelde, en optoog, en Samaria belegerde. En er werd grote honger in Samaria; want ziet, zij belegerden ze, totdat een ezelskop voor tachtig zilverlingen was verkocht, en een vierendeel van een kab duivenmest voor vijf zilverlingen. En het geschiedde, als de koning op den muur voorbijging, dat een vrouw tot hem riep, zeggende: Help mij, heer koning! En hij zeide: De HEERE helpt u niet; waarvan zou ik u helpen? Van den dorsvloer of van de wijnpers? Verder zeide de koning tot haar: Wat is u? En zij zeide: Deze vrouw heeft tot mij gezegd: Geef uw zoon, dat wij hem heden eten, en morgen zullen wij mijn zoon eten. Zo hebben wij mijn zoon gezoden, en hebben hem gegeten; maar als ik des anderen daags tot haar zeide: Geef uw zoon, dat wij hem eten, zo heeft zij haar zoon verstoken. En het geschiedde, als de koning de woorden dezer vrouw gehoord had, dat hij zijn klederen scheurde, alzo hij op den muur voortging; en het volk zag, dat, ziet, een zak van binnen over zijn vlees was. En hij zeide: Zo doe mij God, en doe zo daartoe, indien het hoofd van Elisa den zoon van Safat, heden op hem zal blijven staan! (Elisa nu zat in zijn huis, en de oudsten zaten bij hem.) En hij zond een man van voor zijn aangezicht; maar eer de bode tot hem gekomen was, had hij gezegd tot de oudsten: Hebt gijlieden gezien, hoe die zoon des moordenaars gezonden heeft, om mijn hoofd af te nemen? Ziet toe, als die bode komt, sluit de deur toe, en dringt hem uit met de deur; is niet het geruis der voeten van zijn heer achter hem? Als hij nog met hen sprak, ziet, zo kwam de bode tot hem af; en hij zeide: Zie, dat kwaad is van den HEERE; wat zou ik verder op den HEERE wachten?

2 Koningen 6:24-33 Herziene Statenvertaling (HSV)

Het gebeurde daarna, dat Benhadad, de koning van Syrië, zijn hele leger verzamelde, optrok en Samaria belegerde. En er ontstond een grote hongersnood in Samaria, want zie, zij belegerden de stad, totdat een ezelskop voor tachtig zilverstukken werd verkocht en het vierde deel van een kab duivenmest voor vijf zilverstukken. En het gebeurde, toen de koning van Israël op de muur voorbijging, dat een vrouw tot hem riep: Help mij, mijn heer koning. Hij zei: De HEERE helpt u niet, waarmee zou ik u dan helpen? Met iets van de dorsvloer of van de perskuip? De koning zei verder tegen haar: Wat hebt u? Ze zei: Deze vrouw heeft tegen mij gezegd: Geef uw zoon, dan eten wij hem vandaag op. Dan zullen wij morgen mijn zoon eten. Toen hebben wij mijn zoon gekookt en opgegeten, maar toen ik de volgende dag tegen haar zei: Geef uw zoon, dan zullen wij hém opeten, heeft zij haar zoon verborgen. En het gebeurde, toen de koning de woorden van deze vrouw hoorde, dat hij zijn kleren scheurde. Omdat hij over de muur voorbijkwam, zag het volk dat hij, zie, daaronder een rouwgewaad op zijn blote lichaam droeg. En hij zei: God mag zó en nog veel erger met mij doen, als het hoofd van Elisa, de zoon van Safat, vandaag op hem zal blijven! Elisa nu zat in zijn huis en de oudsten zaten bij hem. De koning stuurde een man voor zich uit, maar voordat de bode bij hem gekomen was, had hij zelf tegen de oudsten gezegd: Hebt u gezien hoe die moordenaarszoon iemand gestuurd heeft om mij te onthoofden? Let op! Als die boodschapper komt, sluit dan de deur, en dring hem bij de deur terug. Is het geluid van de voetstappen van zijn heer niet achter hem? Terwijl hij nog met hen sprak, zie, toen kwam de bode naar hem toe en zei: Zie, dit kwaad is van de HEERE, wat zou ik verder nog op de HEERE wachten?

2 Koningen 6:24-33 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Daarna verzamelde Benhadad, de koning van Aram, zijn gehele leger, trok op en sloeg het beleg voor Samaria. En er ontstond een zware honger in Samaria; want zij belegerden het zo lang, dat een ezelskop tachtig zilverstukken kostte en een vierde maat duivemest vijf zilverstukken. Toen de koning eens over de muur voorbijging, riep een vrouw tot hem om hulp: Help toch, mijn heer de koning! Maar hij zeide: Indien de HERE u niet helpt, vanwaar moet ik u dan hulp halen? Van de dorsvloer of van de perskuip? Verder vroeg de koning haar: Wat hebt gij? Zij antwoordde: Deze vrouw heeft tot mij gezegd: geef uw zoon, dat wij hem vandaag eten; dan zullen wij mijn zoon morgen eten. Wij hebben dus mijn zoon gekookt en hem opgegeten. Maar toen ik de volgende dag tot haar zeide: Geef nu uw zoon, dat wij hem eten, had zij haar zoon verborgen. Zodra nu de koning de woorden van de vrouw hoorde, scheurde hij zijn klederen; en – terwijl hij op de muur voorbijging, zag het volk, dat hij zowaar daaronder een rouwgewaad op het blote lichaam droeg. En hij zeide: Zo moge God mij doen, ja nog erger, indien het hoofd van Elisa, de zoon van Safat, heden op hem blijft staan. – Elisa nu zat in zijn huis en de oudsten zaten bij hem. – En hij zond een man voor zich uit. Voordat die bode bij (Elisa) was gekomen, had deze tot de oudsten gezegd: Hebt gij wel gezien, dat deze moordenaarszoon iemand gezonden heeft om mij te onthoofden? Ziet, zodra de bode komt, moet gij de deur sluiten en hem bij de deur terugdringen. Is niet het geluid van de voetstappen van zijn heer achter hem? Terwijl hij nog met hen sprak, zie, daar kwam de bode op hem af. En (de koning) zeide: Zie, welk een onheil, door de HERE gezonden! Wat zou ik nog op de HERE hopen?

2 Koningen 6:24-33 Het Boek (HTB)

Wat later mobiliseerde koning Benhadad van Syrië echter zijn leger en omsingelde Samaria. Daardoor ontstond een erge hongersnood in de stad, zodat na een lange periode van belegering een ezelskop voor achthonderdtachtig gram zilver werd verkocht en een derde liter duivenmest vijfenvijftig gram zilver opbracht. Op een dag, toen de koning van Israël een wandeling over de stadsmuur maakte, riep een vrouw hem toe: ‘Koning, help!’ ‘Als de HERE u niet helpt, wat kan ik dan voor u doen?’ zei hij. ‘Ik kan u geen brood of wijn geven. Ik heb zelf ook niets. Maar wat is er eigenlijk aan de hand?’ Zij antwoordde: ‘Deze vrouw stelde kortgeleden voor mijn zoon op te eten en de dag daarna haar eigen zoon. Daarom hebben wij mijn zoon gekookt en hem opgegeten, maar toen ik de volgende dag zei: “Dood nu uw zoon, dan kunnen wij hem opeten,” had ze hem verborgen.’ Toen de koning dit hoorde, scheurde hij zijn kleren. De mensen die toekeken, zagen door de scheur die hij erin maakte, dat hij daaronder een rouwgewaad op zijn blote lichaam droeg. ‘De HERE mag mij doden, als ik Elisa niet vandaag nog laat onthoofden,’ zwoer de koning. Elisa woonde in zijn huis een bijeenkomst van de leiders van Israël bij, toen een boodschapper van de koning hem kwam vertellen dat hij bij de koning moest komen. Maar nog voordat de boodschapper verscheen, zei Elisa tegen de leiders: ‘Deze moordenaar heeft een man gestuurd om mij te onthoofden. Als hij er aankomt, sluit dan de deur en laat hem buiten staan, want zijn meester zal zich al snel bij hem voegen.’ Nog terwijl Elisa dit zei, kwam de boodschapper er aan, gevolgd door de koning. ‘De HERE heeft deze ramp over ons gebracht,’ brieste de koning. ‘Waarom zou ik van Hem nog hulp verwachten?’

2 Koningen 6:24-33 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)

Daarna verzamelde koning Benhadad van Aram zijn hele leger en viel daarmee Samaria aan. Hij omsingelde de stad. Daardoor ontstond er een zware hongersnood in Samaria. Ze belegerden de stad zó lang, dat een ezelskop wel 80 zilverstukken kostte en 1/4 maat duivenmest 5 zilverstukken. Toen de koning op een keer over de stadsmuur liep, riep een vrouw hem om hulp: "Help me alstublieft, mijn heer de koning!" Maar hij zei: "Als de Heer je niet helpt, hoe kan ik je dan helpen? Ik heb niets! Ik kan je geen graan of wijn geven! Maar wat is er aan de hand?" Ze antwoordde: "Deze vrouw heeft tegen me gezegd: 'Laten we vandaag jouw zoon opeten, dan eten we morgen míjn zoon op.' We hebben dus mijn zoon gekookt en opgegeten. Maar toen ik de volgende dag tegen haar zei: 'Vandaag eten we jouw zoon,' had zij haar zoon verborgen!" Toen de koning dit hoorde, scheurde hij zijn kleren [ als teken van verdriet ]. Zo liep hij over de stadsmuur. De mensen zagen tot hun verbazing dat hij onder zijn kleren rouwkleren droeg. En de koning zei: "Ik zweer bij de Heer dat ik vandaag Elisa het hoofd afhak!" Elisa zat op dat moment in zijn huis, met de leiders van de stad. De koning stuurde één van zijn mannen voor zich uit naar Elisa. Maar voordat die bij Elisa was aangekomen, had Elisa al tegen de leiders gezegd: "Hebben jullie wel gezien dat deze moordenaar iemand gestuurd heeft om mij te onthoofden? Zodra de man komt, moeten jullie de deur dichtdoen en hem buiten laten staan. Zijn heer komt vlak achter hem aan." Hij had dit nog maar net gezegd, of de man stond al voor de deur, met de koning. De koning zei: "Kijk eens wat een ellende de Heer ons bezorgd heeft! Waarom zou ik nog hulp van Hem verwachten?" (lees verder)