2 Samuël 16:11-12
2 Samuël 16:11-12 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Voorts zeide David tot Abisaï en tot al zijn knechten: Ziet, mijn zoon, die van mijn lijf is voortgekomen, zoekt mijn ziel; hoeveel te meer dan nu deze zoon van Jemini? Laat hem geworden, dat hij vloeke, want de HEERE heeft het hem gezegd. Misschien zal de HEERE mijn ellende aanzien; en de HEERE zal mij goed vergelden voor zijn vloek, te dezen dage.
2 Samuël 16:11-12 Herziene Statenvertaling (HSV)
Verder zei David tegen Abisaï en tegen al zijn dienaren: Zie, mijn zoon, die uit mijn lichaam is voortgekomen, staat mij naar het leven; hoeveel te meer dan nu deze Benjaminiet! Laat hem begaan en mij vervloeken, want de HEERE heeft het hem gezegd. Misschien zal de HEERE mijn ellende aanzien, en zal de HEERE mij het goede weer teruggeven, in plaats van zijn vervloeking van deze dag.
2 Samuël 16:11-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Ook zeide David tot Abisai en tot al zijn dienaren: Zie, mijn eigen zoon staat mij naar het leven, hoeveel te meer dan nu deze Benjaminiet! Laat hem met rust en laat hij mij vervloeken, want de HERE heeft het hem gezegd. Misschien zal de HERE op mijn ellende letten en mij het goede schenken in plaats van zijn vervloeking van deze dag.
2 Samuël 16:11-12 Het Boek (HTB)
Mijn eigen zoon probeert mij te doden, wat verwacht u dan anders van deze Benjaminiet? Laat hem zijn gang gaan, want zonder enige twijfel heeft de HERE hem daartoe opdracht gegeven. En misschien zal de HERE mijn schuld zien en mij toch zegenen ondanks deze vervloekingen.’
2 Samuël 16:11-12 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Mijn eigen zoon wil mij doden. Dan zal deze man uit de stam van Benjamin dat toch zeker nog veel méér willen? Laat hem zijn gang maar gaan. Want de Heer heeft hem gezegd mij te vervloeken. Maar misschien zal de Heer medelijden krijgen met mijn ellende. Misschien zal Hij mij ondanks deze vervloekingen toch willen zegenen."