2 Samuël 23:1-7
2 Samuël 23:1-7 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Dit zijn de laatste woorden van David: Spreuk van David, de zoon van Isaï, en spreuk van de man die hoog geplaatst is, de gezalfde van Jakobs God, de liefelijke in Israëls lofzangen. De Geest des HEREN spreekt door mij, zijn woord is op mijn tong; Israëls God spreekt, Israëls Rots zegt tot mij: Een rechtvaardige heerser over de mensen, een heerser in de vreze Gods, hij is als het morgenlicht bij het opgaan der zon, een morgen zonder wolken: door de glans na de regen spruit jong groen uit de aarde. Maar niet alzo mijn huis bij God! Toch heeft Hij mij een eeuwig verbond gegeven, geordend in alles en verzekerd. Want al mijn heil en alle welbehagen, zou Hij die niet laten uitspruiten? Doch de nietswaardigen – zij zijn allen als verstrooide doornen; voorwaar, zij worden niet met de hand aangevat: moet iemand ze aanraken, dan voorziet hij zich van ijzer of lansschacht, en met vuur worden zij op de plaats zelf geheel verbrand!
2 Samuël 23:1-7 Het Boek (HTB)
Hier volgen de laatste woorden van David: ‘David, de zoon van Isaï, spreekt. David, de man die door God werd grootgemaakt. David, de gezalfde van de God van Jakob. David, de lieflijke psalmist van Israël: De Geest van de HERE sprak door mij en zijn woord lag op mijn tong. De Rots van Israël zei tegen mij: “Wie rechtvaardig heerst over de mensen, heerst in diep ontzag voor God. Hij is als het morgenlicht, een wolkeloze dageraad, als de zonneschijn na de regen, waarna het tere gras uit de aarde omhoog springt.” Is het niet waar dat het zo met mijn nageslacht zal gaan? Ja, want God heeft een eeuwig verbond met mij gesloten, zijn overeenkomst is eeuwig en voor altijd bezegeld. Hij zal Zich steeds blijven bekommeren om mijn veiligheid en heil. Maar de goddelozen zijn als dorens die worden weggegooid, want zij beschadigen de hand die hen aanraakt. Men moet gereedschap hebben om ze op te ruimen, zij zullen worden verbrand.’
2 Samuël 23:1-7 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Voorts zijn dit de laatste woorden van David. David, de zoon van Isaï zegt, en de man, die hoog is opgericht, de gezalfde van Jakobs God, en liefelijk in psalmen van Israël, zegt: De Geest des HEEREN heeft door mij gesproken, en Zijn rede is op mijn tong geweest. De God Israëls heeft gezegd, de Rotssteen Israëls heeft tot mij gesproken: Er zal zijn een Heerser over de mensen, een Rechtvaardige, een Heerser in de vreze Gods. En Hij zal zijn gelijk het licht des morgens, wanneer de zon opgaat, des morgens zonder wolken, wanneer van den glans na den regen de grasscheutjes uit de aarde voortkomen. Hoewel mijn huis alzo niet is bij God, nochtans heeft Hij mij een eeuwig verbond gesteld, dat in alles wel geordineerd en bewaard is; voorzeker is daarin al mijn heil, en alle lust, hoewel Hij het nog niet doet uitspruiten. Maar de mannen Belials zullen altemaal zijn als doornen, die weggeworpen worden, omdat men ze met de hand niet kan vatten; Maar een iegelijk, die ze zal aantasten, voorziet zich met ijzer en het hout ener spies; en zij zullen ganselijk met vuur verbrand worden ter zelver plaats.
2 Samuël 23:1-7 Herziene Statenvertaling (HSV)
En dit zijn de laatste woorden van David. David, de zoon van Isaï, spreekt; de man die hoog is opgericht, spreekt, de gezalfde door de God van Jakob, en lieflijk in psalmen van Israël. De Geest van de HEERE heeft door mij gesproken, en Zijn woord is op mijn tong. De God van Israël heeft gezegd, de Rots van Israël heeft tot mij gesproken: Er komt een Heerser over de mensen, een Rechtvaardige, een Heerser in de vreze Gods. Hij is als het licht van de morgen, wanneer de zon opgaat, een morgen zonder wolken; als de glans na de regen, die groen laat opkomen uit de aarde. Hoewel mijn huis zo niet is bij God, heeft Hij mij toch een eeuwig verbond gesteld, in alles geordend en bewaard. Voorzeker, daarin is al mijn heil en al mijn vreugde, hoewel Hij het nog niet laat opkomen. Maar verdorven mannen zijn alle als doornstruiken, die weggeworpen worden; want met de hand kan men ze niet pakken. Maar ieder die ze wil aanraken, voorziet zich van ijzer of hout van een speer; ze worden ter plekke volledig met vuur verbrand.
2 Samuël 23:1-7 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Dit zijn de laatste woorden van David, de laatste woorden van de zoon van Isaï. Het zijn wijze woorden van een man aan wie God een belangrijke plaats gaf, een man die door Jakobs God [ tot koning ] werd gezalfd, en die bezongen wordt in Israëls liederen. De Geest van de Heer spreekt door mij. Ik vertel wat Hij mij zegt. De God van Israël spreekt. De Rots van Israël zegt tegen mij: "Er komt een rechtvaardig Heerser over de mensen, een Heerser met diep ontzag voor God. Die Heerser zal glanzen als het ochtendlicht, Hij zal stralen als de zon op een wolkeloze morgen. Door Hem zal er nieuw leven komen, net zoals door de warmte van de zon na de regen het jonge groen uit de grond tevoorschijn komt." Míjn familie is zo niet! Toch heeft Hij met mij een eeuwig verbond gesloten. Een vast en eeuwig verbond, dat niet is te verbreken. Hij zal mij alles geven wat goed voor mij is, alles wat mijn hart verlangt. Hij doet het ontstaan zoals het jonge groen uit de grond opkomt. Maar mensen die zich niets van God aantrekken, zijn als weggegooide doorntakken. Niemand wil die met blote handen oprapen. Als iemand ze wil pakken, gebruikt hij daarvoor een tang of een speer. Hij gooit ze in het vuur, waar ze onmiddellijk verbranden!