2 Thessalonicenzen 3:1-15
2 Thessalonicenzen 3:1-15 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Voorts, broeders, bidt voor ons, opdat het Woord des Heeren zijn loop hebbe, en verheerlijkt worde, gelijk ook bij u; En opdat wij mogen verlost worden van de ongeschikte en boze mensen; want het geloof is niet aller. Maar de Heere is getrouw, Die u zal versterken en bewaren van den boze. En wij vertrouwen van u in den Heere, dat gij, hetgeen wij u bevelen, ook doet, en doen zult. Doch de Heere richte uw harten tot de liefde van God, en tot de lijdzaamheid van Christus. En wij bevelen u, broeders, in den Naam van onzen Heere Jezus Christus, dat gij u onttrekt van een iegelijk broeder, die ongeregeld wandelt, en niet naar de inzetting, die hij van ons ontvangen heeft. Want gijzelven weet, hoe men ons behoort na te volgen; want wij hebben ons niet ongeregeld gedragen onder u; En wij hebben geen brood bij iemand gegeten voor niet, maar in arbeid en moeite, nacht en dag werkende, opdat wij niet iemand van u zouden lastig zijn; Niet, dat wij de macht niet hebben, maar opdat wij onszelven u geven zouden tot een voorbeeld, om ons na te volgen. Want ook toen wij bij u waren, hebben wij u dit bevolen, dat, zo iemand niet wil werken, hij ook niet ete. Want wij horen, dat sommigen onder u ongeregeld wandelen, niet werkende, maar ijdele dingen doende. Doch de zodanigen bevelen en vermanen wij door onzen Heere Jezus Christus, dat zij met stilheid werkende, hun eigen brood eten. En gij, broeders, vertraagt niet in goed te doen. Maar indien iemand ons woord, door dezen brief geschreven, niet gehoorzaam is, tekent dien; en vermengt u niet met hem, opdat hij beschaamd worde; En houdt hem niet als een vijand, maar vermaant hem als een broeder.
2 Thessalonicenzen 3:1-15 Herziene Statenvertaling (HSV)
Verder, broeders, bid voor ons dat het Woord van de Heere zijn loop mag hebben en verheerlijkt mag worden, zoals ook bij u, en dat wij verlost mogen worden van de slechte en boosaardige mensen. Want niet allen hebben het geloof. Maar de Heere is getrouw, Die u zal versterken en bewaren voor de boze. En wij vertrouwen van u in de Heere, dat u doet en ook doen zult wat wij u bevelen. En de Heere moge uw harten richten op de liefde van God en op de volharding van Christus. En wij bevelen u, broeders, in de Naam van onze Heere Jezus Christus, dat u afstand neemt van iedere broeder die ongeregeld wandelt en niet naar de overlevering die hij van ons ontvangen heeft. Want u weet zelf hoe men ons behoort na te volgen. Wij hebben ons immers niet ongeregeld gedragen in uw midden en wij hebben bij niemand brood gegeten voor niets, maar met inspanning en moeite werkten wij nacht en dag om niemand van u tot last te zijn. Niet dat wij de bevoegdheid niet hebben, maar wij handelden zo opdat wij onszelf voor u tot een voorbeeld zouden stellen om ons na te volgen. Want ook toen wij bij u waren, bevalen wij u dit: als iemand niet wil werken, zal hij ook niet eten. Want wij horen dat sommigen onder u ongeregeld wandelen; zij werken niet, maar zijn bezig met nutteloze dingen. Zulke mensen bevelen wij en sporen wij namens onze Heere Jezus Christus aan dat zij in alle rust aan het werk gaan en hun eigen brood eten. En u, broeders, word niet moe goed te doen. Als iemand niet gehoorzaam is aan ons woord door middel van deze brief, maak hem als zodanig bekend en laat u niet met hem in, opdat hij tot inkeer komt. En beschouw hem niet als een vijand, maar wijs hem terecht als een broeder.
2 Thessalonicenzen 3:1-15 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Voorts, broeders, bidt voor ons, dat het woord des Heren snelle voortgang hebbe en verheerlijkt worde, evenals bij u, en dat wij bewaard blijven voor de wargeesten en slechte mensen; want trouw vindt men niet bij allen. Maar wèl getrouw is de Here, die u sterken zal en u bewaren voor de boze. En wij vertrouwen in de Here van u, dat gij, hetgeen wij (u) bevelen, [niet alleen] doet, maar ook zult doen. De Here neige uw harten tot de liefde Gods en tot de volharding van Christus. Maar wij bevelen u, broeders, in de naam van de Here Jezus Christus, dat gij u onttrekt aan elke broeder, die zich ongeregeld gedraagt, in strijd met de overlevering, die gij van ons ontvangen hebt. Gij weet immers zelf, hoe ons voorbeeld behoort gevolgd te worden, daar wij bij u niet van de regel afgeweken zijn, noch gegeven brood bij iemand hebben gegeten; maar met moeite en inspanning werkten wij dag en nacht, om niemand van u lastig te vallen; niet, dat wij er geen bevoegdheid toe hebben, maar om ons u tot een voorbeeld ter navolging te stellen. Want ook toen wij bij u waren, bevalen wij u dit: Wil iemand niet werken, dan zal hij ook niet eten. Wij horen namelijk, dat sommigen onder u zich ongeregeld gedragen, door geen werk te verrichten, maar bezig te zijn met wat geen werk is; zulke mensen bevelen wij en wij vermanen hen in de Here Jezus Christus, dat zij rustig bij hun werk blijven en hun eigen brood eten. En gij, broeders, wordt niet moede te doen wat goed is. Als iemand niet luistert naar wat wij door onze brief zeggen, tekent hem en gaat niet met hem om, opdat hij beschaamd worde; houdt hem echter niet voor een vijand, maar wijst hem terecht als een broeder.
2 Thessalonicenzen 3:1-15 Het Boek (HTB)
Broeders en zusters, ik vraag u voor ons te blijven bidden. Bid dat het goede nieuws van de Here zich snel zal verspreiden en overal zoʼn invloed op de mensen zal hebben dat zij Hem gaan eren, zoals ook bij u het geval is. Bid ook dat wij bewaard mogen blijven voor slechte en kwaadaardige mensen, want niet iedereen is te vertrouwen. Wij weten dat de Here wel te vertrouwen is. Hij zal u sterk maken en u tegen de aanvallen van de duivel beschermen. De Here geeft ons de overtuiging dat u altijd zult doen wat wij u zeggen. De Here moge u een steeds beter begrip geven van Gods liefde en Christusʼ geduld. Broeders en zusters, namens de Here Jezus Christus moeten wij u zeggen dat u geen contact meer mag hebben met christenen die hun plicht verzaken en niet doen wat wij u hebben geleerd. U weet zelf hoe wij bij u hebben geleefd. Daaraan kunt u een voorbeeld nemen. U hebt gezien hoe wij onze plicht vervuld hebben. Wij hebben van niemand geprofiteerd, dag en nacht hebben wij hard gewerkt om niemand tot last te zijn. Wij hadden dat overigens best van u mogen vragen, maar hebben het niet gedaan om u tot een voorbeeld te zijn. Leef daar dan ook naar! Toen wij nog bij u waren, hebben we u er al op gewezen dat wie niet wil werken, ook niet zal eten. Want wij horen dat er sommigen onder u zijn die hun plichten niet vervullen. Zij willen zich niet vermoeien met werken, maar zich wel bemoeien met andermans zaken. In de naam van de Here Jezus Christus dragen wij zulke mensen op rustig aan het werk te gaan en hun eigen brood te verdienen. Wat uzelf betreft, broeders en zusters, laat u niet ontmoedigen en blijf het goede doen. Als iemand niet luistert naar wat wij in deze brief zeggen, moet u hem als ongehoorzaam bestempelen en links laten liggen, dan zal hij zich wel schamen. Behandel hem niet als een vijand, maar als een broeder die gewaarschuwd moet worden.
2 Thessalonicenzen 3:1-15 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Verder, broeders en zusters, vraag ik jullie om voor ons te bidden. Bid dat het woord van de Heer snel verder wordt verspreid en door de mensen wordt erkend als het woord van God, net zoals bij jullie. Bid ook dat we worden beschermd tegen mensen die ons tegenwerken, en tegen slechte mensen. Want niet alle mensen geloven het goede nieuws. Maar de Heer is trouw. Hij zal jullie sterk maken en jullie beschermen tegen de duivel. We vertrouwen er op dat de Heer jullie zal helpen om te doen wat we jullie hebben gezegd. En niet alleen nú, maar ook in de toekomst. Laat je door de Heer helpen om van Hem te houden en om net zo vast te houden aan het geloof als Christus. Maar ga niet om met broeders en zusters die niet meer willen werken. Dat zeggen we jullie namens onze Heer Jezus Christus. Want zij houden zich dan niet aan wat ik jullie heb geleerd. Jullie weten immers zelf wel, dat jullie ons als voorbeeld moeten nemen. Want jullie hebben gezien dat wij wél hebben gewerkt. We hebben van niemand van jullie geld of eten aangenomen. Maar we hebben dag en nacht hard gewerkt om niets van jullie nodig te hebben. Eigenlijk is het zo, dat we er recht op hadden om van jullie te krijgen wat nodig was. Maar we hebben liever gewerkt, omdat we een voorbeeld voor jullie wilden zijn. Want ook toen we bij jullie waren, hebben we tegen jullie gezegd dat mensen die niet willen werken, ook niets te eten zullen krijgen. We zeggen jullie dit, omdat we hebben gehoord dat sommigen van jullie maar wat rondhangen en niet meer werken. Ze zijn alleen maar bezig met allerlei nutteloze dingen. Tegen hen zeggen we namens onze Heer Jezus Christus, dat ze rustig hun werk moeten blijven doen. Ze moeten hun eigen brood blijven verdienen. En, broeders en zusters, houd niet op met te doen wat goed is. Sommige mensen zullen niet willen luisteren naar wat wij hier schrijven. Dan moet het voor jullie duidelijk zijn dat ze ongehoorzaam zijn. Ga niet meer met hen om. Dan zullen ze zich gaan schamen. Behandel hen niet alsof ze jullie vijanden zijn, maar waarschuw hen als broeders en zusters.