Handelingen 12:1-19
Handelingen 12:1-19 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En omtrent denzelfden tijd sloeg de koning Herodes de handen aan sommigen van de Gemeente, om die kwalijk te handelen. En hij doodde Jakobus, den broeder van Johannes, met het zwaard. En toen hij zag, dat het den Joden behagelijk was, voer hij voort, om ook Petrus te vangen (en het waren de dagen der ongehevelde broden); Denwelken ook gegrepen hebbende, hij in de gevangenis zette, en gaf hem over aan vier wachten, elk van vier krijgsknechten, om hem te bewaren, willende na het paasfeest hem voorbrengen voor het volk. Petrus dan werd in de gevangenis bewaard; maar van de Gemeente werd een gedurig gebed tot God voor hem gedaan. Toen hem nu Herodes zou voorbrengen, sliep Petrus dienzelfden nacht tussen twee krijgsknechten, gebonden met twee ketenen; en de wachters voor de deur bewaarden de gevangenis. En ziet, een engel des Heeren stond daar, en een licht scheen in de woning, en slaande de zijde van Petrus, wekte hij hem op, zeggende: Sta haastelijk op. En zijn ketenen vielen af van de handen. En de engel zeide tot hem: Omgord u, en bind uw schoenzolen aan. En hij deed alzo. En hij zeide tot hem: Werp uw mantel om, en volg mij. En uitgaande volgde hij hem, en wist niet, dat het waarachtig was, hetgeen door den engel geschiedde, maar hij meende, dat hij een gezicht zag. En als zij door de eerste en tweede wacht gegaan waren, kwamen zij aan de ijzeren poort, die naar de stad leidt; dewelke van zelve hun geopend werd. En uitgegaan zijnde, gingen zij een straat voort, en terstond scheidde de engel van hem. En Petrus, tot zichzelven gekomen zijnde, zeide: Nu weet ik waarachtiglijk dat de Heere Zijn engel uitgezonden heeft, en mij verlost heeft uit de hand van Herodes, en uit al de verwachting van het volk der Joden. En als hij alles overlegd had, ging hij naar het huis van Maria, de moeder van Johannes, die toegenaamd was Markus, alwaar velen samenvergaderd en biddende waren. En als Petrus aan de deur van de voorpoort klopte, kwam een dienstmaagd voor om te luisteren, met name Rhodé. En zij de stem van Petrus bekennende, deed van blijdschap de voorpoort niet open, maar liep naar binnen en boodschapte, dat Petrus voor aan de voorpoort stond. En zij zeiden tot haar: Gij raast. Doch zij bleef er sterk bij, dat het alzo was. En zij zeiden: Het is zijn engel. Maar Petrus bleef kloppende; en als zij opengedaan hadden, zagen zij hem, en ontzetten zich. En als hij hen met de hand gewenkt had, dat zij zwijgen zouden, verhaalde hij hun, hoe hem de Heere uit de gevangenis uitgeleid had, en zeide: Boodschapt dit aan Jakobus en de broederen. En hij uitgegaan zijnde, reisde naar een andere plaats. En als het dag was geworden, was er geen kleine beroerte onder de krijgsknechten, wat toch aan Petrus mocht geschied zijn. En als Herodes hem gezocht had, en niet vond, en de wachters rechtelijk ondervraagd had, gebood hij, dat zij weggeleid zouden worden. En hij vertrok van Judéa naar Cesaréa, en hield zich aldaar.
Handelingen 12:1-19 Herziene Statenvertaling (HSV)
Omstreeks die tijd sloeg koning Herodes de hand aan sommigen van de gemeente om hen kwaad te doen. En hij doodde Jakobus, de broer van Johannes, met het zwaard. En toen hij zag dat het de Joden welgevallig was, ging hij verder door ook Petrus te grijpen (het waren de dagen van de ongezuurde broden); en toen hij ook die gegrepen had, zette hij hem in de gevangenis en gaf hem over aan vier wachten, elk bestaande uit vier soldaten, om hem te bewaken, omdat hij hem na het Pascha wilde voorleiden aan het volk. Petrus werd dus in de gevangenis bewaakt; maar door de gemeente werd voortdurend voor hem tot God gebeden. Toen Herodes hem zou voorleiden, sliep Petrus die nacht tussen twee soldaten, geboeid met twee ketenen; en de bewakers voor de deur bewaakten de gevangenis. En zie, er stond een engel van de Heere en er scheen een licht in het vertrek, en door Petrus in de zij te porren, wekte hij hem en zei: Sta snel op. En zijn ketenen vielen van zijn handen af. En de engel zei tegen hem: Doe uw gordel om en bind uw sandalen aan. En hij deed dat. En hij zei tegen hem: Sla uw bovenkleed om en volg mij. En hij ging naar buiten en volgde hem, en hij wist niet dat het werkelijkheid was wat er door de engel plaatsvond, maar hij dacht dat hij een visioen zag. En toen zij langs de eerste en tweede wacht gegaan waren, kwamen zij bij de ijzeren poort die naar de stad leidt; die ging vanzelf voor hen open. En toen zij naar buiten gegaan waren, liepen zij één straat verder, en meteen ging de engel van hem weg. En toen Petrus tot zichzelf gekomen was, zei hij: Nu weet ik werkelijk dat de Heere Zijn engel uitgezonden heeft en mij verlost heeft uit de hand van Herodes en uit alles wat het Joodse volk verwachtte. En toen dit tot hem doorgedrongen was, ging hij naar het huis van Maria, de moeder van Johannes, die ook Markus genoemd werd, waar velen bijeenwaren en baden. Toen Petrus aan de deur van de poort klopte, ging er een dienstmeisje naartoe om te luisteren, van wie de naam Rhodé was. En toen zij de stem van Petrus herkende, deed zij van blijdschap de poort niet open, maar rende naar binnen en berichtte dat Petrus voor de poort stond. En zij zeiden tegen haar: U bent buiten zinnen! Maar zij hield vol dat het zo was. En zij zeiden: Het is zijn engel. Maar Petrus bleef kloppen; en toen zij opengedaan hadden, zagen zij hem en waren buiten zichzelf. En hij gebaarde hun met de hand dat zij zwijgen moesten, en hij vertelde hun hoe de Heere hem uit de gevangenis geleid had en zei: Vertel dit aan Jakobus en de broeders. En hij ging naar buiten en reisde naar een andere plaats. Toen het dag was geworden, was er geen geringe opschudding onder de soldaten over wat er met Petrus gebeurd kon zijn. En nadat Herodes hem gezocht maar niet gevonden had, ondervroeg hij de bewakers en gaf bevel hen weg te leiden. En hij vertrok van Judea naar Caesarea en bleef daar.
Handelingen 12:1-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
En omstreeks die tijd sloeg koning Herodes de hand aan sommigen van de gemeente om hun kwaad te doen. En hij liet Jakobus, de broeder van Johannes, ter dood brengen met het zwaard; en toen hij zag, dat dit de Joden welgevallig was, ging hij voort en nam ook Petrus in hechtenis. Nu waren het de dagen der ongezuurde broden. En hij liet hem grijpen en zette hem gevangen, onder bewaking van vier viertallen soldaten, met het voornemen hem na het Paasfeest voor het volk te brengen. Petrus dan werd in de gevangenis in bewaring gehouden, maar door de gemeente werd voortdurend tot God voor hem gebeden. Toen nu Herodes van plan was hem te doen voorkomen, lag Petrus die nacht te slapen tussen twee soldaten, geboeid met twee ketenen, en schildwachten hielden voor de deur der gevangenis de wacht. En zie, een engel des Heren stond bij hem en er scheen licht in het vertrek, en hij stootte Petrus in zijn zijde om hem te wekken en zeide: Sta snel op! En de ketenen vielen van zijn handen. En de engel zeide tot hem: Omgord u en bind uw sandalen aan. En hij deed aldus. En hij zeide tot hem: Sla uw mantel om en volg mij. En hij volgde hem naar buiten en hij wist niet, dat het werkelijkheid was, wat door de engel gedaan werd, maar hij meende een gezicht te zien. En toen zij langs de eerste en de tweede wacht gegaan waren, kwamen zij aan de ijzeren poort, die naar de stad leidde, welke vanzelf voor hen openging. En buiten gekomen, gingen zij één straat ver en terstond daarna verliet de engel hem. En Petrus, tot zichzelf gekomen, zeide: Nu weet ik waarlijk, dat de Here zijn engel uitgezonden heeft en mij gerukt heeft uit de hand van Herodes en uit al wat het volk der Joden verwachtte. En na een ogenblik van overleg, ging hij naar het huis van Maria, de moeder van Johannes, bijgenaamd Marcus, waar velen vergaderd waren in gebed. En toen hij aan de deur van het voorportaal klopte, kwam een slavin, met name Rode, voor om te horen wat er was; en toen zij de stem van Petrus herkende, deed zij van blijdschap het voorportaal niet open, maar liep naar binnen om mede te delen, dat Petrus voor het portaal stond. En zij zeiden tot haar: Gij spreekt wartaal. Doch zij bleef volhouden, dat het zo was. En zij zeiden: Het is zijn engel. Maar Petrus bleef kloppen en toen zij opengedaan hadden, zagen zij hem en waren verbijsterd. En hij wenkte met zijn hand, dat zij zwijgen moesten, en verhaalde hun, hoe de Here hem uit de gevangenis had geleid en hij zeide: Bericht dit aan Jakobus en de broeders. En hij vertrok en reisde naar een andere plaats. En toen het dag geworden was, kwam er geen kleine opschudding onder de soldaten, wat er toch met Petrus geschied was. En toen Herodes nasporingen naar hem had laten doen, doch hem niet vond, nam hij de schildwachten in verhoor en liet hen wegleiden; en hij vertrok van Judea naar Caesarea en vertoefde aldaar.
Handelingen 12:1-19 Het Boek (HTB)
In dezelfde tijd liet koning Herodes enkele christenen oppakken met de bedoeling hen te mishandelen. Jakobus, de broer van Johannes, liet hij doden door het zwaard. Toen Herodes merkte dat de Joodse leiders daarmee van harte instemden, liet hij ook nog Petrus gevangennemen. Maar omdat het juist Pesach, het Joodse Paasfeest, was, zette hij hem voorlopig in de gevangenis. Hij liet hem bewaken door zestien soldaten die om de beurt, met zʼn vieren, de wacht moesten houden. Want Herodes wilde Petrus pas na Pesach in het openbaar laten terechtstaan. Daarom bleef Petrus in de gevangenis. De christenen waren voortdurend bijeen en baden voor hem tot God. De nacht voordat hij zou terechtstaan, lag Petrus tussen twee soldaten in te slapen. Hij was met twee kettingen aan hen vastgemaakt. Voor de deur van de cel stonden ook nog twee soldaten op wacht. Ineens was er een licht in de cel. Er stond een engel van God en hij stootte Petrus in de zij. ‘Sta op, Petrus,’ zei hij. ‘Maak voort!’ Op hetzelfde ogenblik vielen de kettingen van zijn polsen. De engel zei tegen hem: ‘Maak uw riem vast en doe uw sandalen aan.’ Petrus deed het. ‘Sla nu uw mantel om en kom mee,’ zei de engel. Zonder na te denken liep Petrus achter hem aan. Hij had niet door dat de engel hem echt uit de gevangenis leidde, hij dacht dat hij een visioen had. Zij liepen langs de eerste wacht, toen langs de tweede en bereikten ten slotte de grote ijzeren poort die op straat uitkwam. De poort ging vanzelf voor hen open en zij stapten naar buiten. De engel liep één straat met Petrus mee en liet hem toen alleen. Daardoor kwam Petrus tot zichzelf. ‘Het is dus toch echt!’ zei hij. ‘Nu weet ik dat God zijn engel heeft gestuurd om mij uit de handen van Herodes te redden en mij te beschermen tegen de Joden.’ Hij dacht even goed na en ging toen naar het huis van Maria, de moeder van Johannes Marcus. Daar waren veel christenen bijeen om te bidden. Hij klopte aan en een dienstmeisje, Rhode, kwam naar de deur. Toen zij Petrusʼ stem herkende, holde zij meteen naar binnen en riep: ‘Petrus is er!’ Ze was zo opgewonden dat zij vergat de deur open te doen. De anderen zeiden schamper: ‘Je bent niet wijs!’ Maar het meisje hield vol dat het Petrus was. ‘Dan moet het zijn beschermengel zijn,’ antwoordden zij. Petrus bleef net zo lang kloppen tot zij aan de deur kwamen. Toen zij hem binnenlieten, zagen ze tot hun grote verbazing dat hij het echt was. Hij maakte een gebaar dat zij moesten zwijgen en vertelde toen hoe de Here hem uit de gevangenis had bevrijd. ‘Vertel Jakobus en de andere broeders wat er is gebeurd,’ zei hij. Daarna ging hij weg naar een veiliger plaats. Bij het aanbreken van de dag was er grote opschudding onder de soldaten. Wat kon er met Petrus gebeurd zijn? Herodes liet hem overal zoeken. Toen hij niet gevonden werd, liet Herodes de zestien soldaten voor de krijgsraad komen en veroordeelde hen ter dood. Daarna verliet Herodes de provincie Judea en ging voor een poos naar Caesarea.
Handelingen 12:1-19 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
In die tijd nam koning Herodes een aantal mensen uit de gemeente gevangen. Hij liet Jakobus, de broer van Johannes, onthoofden. Hij zag dat hij de Joden daarmee een plezier deed. Daarom nam hij ook Petrus gevangen. Dat gebeurde tijdens het Feest van de Ongegiste Broden . Hij liet hem in de gevangenis zetten. Vier groepjes van vier soldaten moesten hem bewaken. Hij was van plan om hem na het feest in het openbaar ter dood te veroordelen. Terwijl Petrus in de gevangenis zat, bleef de gemeente aldoor voor hem bidden. De nacht vóórdat Herodes over hem zou rechtspreken, lag Petrus tussen twee soldaten te slapen. Hij was met twee ijzeren kettingen geboeid. Voor de deur van de gevangenis stonden bewakers op wacht. Plotseling scheen er licht in de kerker. Er stond een engel van de Heer bij hem. Hij stootte Petrus in zijn zij om hem wakker te maken. Hij zei tegen hem: "Sta snel op!" De boeien vielen van Petrus' handen. En de engel zei tegen hem: "Doe je riem om en trek je sandalen aan." Dat deed Petrus. Toen zei de engel: "Sla je mantel om en volg mij." Petrus volgde de engel naar buiten. Hij wist niet dat het allemaal echt gebeurde, maar hij dacht dat hij droomde. Ze liepen langs de eerste en de tweede wachtpost. Daarna kwamen ze bij de ijzeren poort die op de straat uitkwam. De poort ging vanzelf voor hen open. Ze gingen naar buiten en liepen samen één straat ver. Toen was de engel plotseling verdwenen. Petrus begreep intussen wat er was gebeurd. Hij zei: "De Heer heeft een engel gestuurd om mij te bevrijden! Hij heeft me gered uit de handen van Herodes en uit alles wat de Joden verwachtten dat er met mij zou gebeuren!" Petrus dacht een ogenblik na. Toen ging hij naar het huis van Maria, de moeder van Johannes Markus. Daar waren veel mensen bij elkaar om samen te bidden. Petrus klopte op de deur. Er kwam een slavin, Rhode, om te horen wie er was. Toen ze de stem van Petrus herkende, deed ze van blijdschap de deur níet open. Ze liep naar binnen om te vertellen dat Petrus voor de deur stond. Ze geloofden haar niet en zeiden tegen haar: "Je praat onzin!" Maar ze bleef volhouden dat het Petrus was. Ze zeiden tegen haar: "Dan zal het zijn engel wel zijn." Petrus bleef kloppen tot ze open deden. Ze waren stomverbaasd toen ze hem zagen staan. Hij gebaarde dat ze stil moesten zijn. Toen kon hij vertellen hoe de Heer hem uit de gevangenis had bevrijd. En hij zei: "Vertel het aan Jakobus en de andere broeders." Daarna vertrok hij naar een andere plaats. Toen het dag was geworden, raakten de soldaten in rep en roer. Ze begrepen niet wat er met Petrus gebeurd zou kunnen zijn. Herodes liet zijn mannen naar Petrus zoeken, maar ze vonden hem niet. Daarom nam hij de wachtposten gevangen, verhoorde hen en liet hen doden. Daarna vertrok hij uit Judea naar Cesarea. Daar bleef hij.