Prediker 2:18-25
Prediker 2:18-25 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Ik haatte ook al mijn arbeid, dien ik bearbeid had onder de zon, dat ik dien zou achterlaten aan een mens, die na mij wezen zal. Want wie weet, of hij wijs zal zijn, of dwaas? Evenwel zal hij heersen over al mijn arbeid, dien ik bearbeid heb en dien ik wijselijk beleid heb onder de zon. Dat is ook ijdelheid. Daarom keerde ik mij om, om mijn hart te doen wanhopen over al den arbeid, dien ik bearbeid heb onder de zon. Want er is een mens, wiens arbeid in wijsheid, en in wetenschap, en in geschikkelijkheid is; nochtans zal hij dien overgeven tot zijn deel, aan een mens, die daaraan niet gearbeid heeft. Dit is ook ijdelheid en een groot kwaad. Wat heeft toch die mens van al zijn arbeid, en van de kwellingen zijns harten, dien hij is bearbeidende onder de zon? Want al zijn dagen zijn smarten, en zijn bezigheid is verdriet; zelfs des nachts rust zijn hart niet. Datzelve is ook ijdelheid. Is het dan niet goed voor den mens, dat hij ete en drinke, en dat hij zijn ziel het goede doe genieten in zijn arbeid? Ik heb ook gezien, dat zulks van de hand Gods is. (Want wie zou er van eten, of wie zou zich daartoe haasten, meer dan ik zelf?)
Prediker 2:18-25 Herziene Statenvertaling (HSV)
Ik haatte ook al mijn zwoegen waarmee ik zwoegde onder de zon, zwoegen dat ik zou moeten overlaten aan de mens die er na mij zijn zal. Want wie weet of die wijs zal zijn of dwaas? Toch zal hij beschikken over al mijn zwoegen waarmee ik, zij het met wijsheid, heb gezwoegd onder de zon. Ook dat is vluchtig. Zo kwam ik ertoe mijn hart te doen wanhopen vanwege al het zwoegen waarmee ik had gezwoegd onder de zon. Want is er een mens wiens zwoegen met wijsheid, met kennis en met bekwaamheid geschiedt, hij moet die als zijn deel overgeven aan een mens die er niet voor gezwoegd heeft. Ook dat is vluchtig en een groot kwaad. Ja, wat heeft de mens aan al zijn zwoegen en aan wat zijn hart najaagt, waarvoor hij zwoegt onder de zon? Want al zijn dagen zijn vol leed, zijn bezigheid is verdriet. Zelfs in de nacht komt zijn hart niet tot rust. Ook dat is vluchtig. Is het dan niet goed voor de mens dat hij eet en drinkt en zichzelf in zijn zwoegen het goede laat genieten? Ook dit heb ik gezien: het komt uit de hand van God. – Wie eet en wie geniet er immers meer van dan ikzelf?
Prediker 2:18-25 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Ja, ik kreeg een afkeer van al mijn zwoegen, waarmee ik mij had afgetobd onder de zon, daar ik het moet achterlaten voor de mens die na mij zijn zal, en wie weet, of hij wijs zal zijn of dwaas, en toch zal hij macht hebben over alles waarvoor ik gezwoegd heb en waarin ik wijs geweest ben onder de zon. Ook dit is ijdelheid. Zo kwam ik ertoe zelf te vertwijfelen vanwege al het zwoegen, waarmee ik mij afgetobd had onder de zon. Want is er een mens, die zich voor iets aftobt met wijsheid en kennis en bekwaamheid, dan moet hij het als diens deel nalaten aan een mens, die zich daarvoor niet afgetobd heeft. Ook dit is ijdelheid en een groot kwaad. Wat toch heeft een mens voor al zijn zwoegen en voor het streven van zijn hart, waarmee hij zich aftobt onder de zon, wanneer hij gedurende al zijn levensdagen zijn werk doet in smart en verdriet, en zelfs des nachts zijn hart geen rust vindt? Ook dit is ijdelheid. De mens heeft het niet in zijn macht om te eten en te drinken en zich te goed te doen bij zijn zwoegen; dit heb ik wel ontwaard, dat het van de hand Gods komt. Want wie kan eten en wie kan iets genieten buiten Hem?
Prediker 2:18-25 Het Boek (HTB)
Ik kreeg een gevoel van afkeer toen ik bedacht dat ik alle vruchten van mijn harde werken aan anderen moest nalaten. Want wie kan mij vertellen of mijn zoon een wijs man of een dwaas zal zijn? En toch zal alles aan hem worden gegeven, het lijkt zinloos. Daarom begon ik eraan te twijfelen of alles waarvoor ik zoveel moeite had gedaan, dat wel waard was. Want ook al zou ik mijn hele leven besteden aan het zoeken naar wijsheid, kennis en vaardigheden, ik moet het toch allemaal nalaten aan iemand die er niets voor heeft gedaan, dat is niet alleen dwaas, maar ook erg onrechtvaardig. Wat krijgt een mens dus als beloning voor al zijn werk? Dagen, gevuld met zorgen en verdriet en rusteloze, doorwaakte nachten. Een ontmoedigend idee. Daarom besloot ik dat een mens niets beters kan doen dan genieten van eten en drinken, bij al het werk dat hij doet. Toen realiseerde ik mij dat ook dat genoegen afkomstig is uit de hand van God. Wie kan zonder Hem eten of vrolijk zijn?
Prediker 2:18-25 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Ik kreeg een hekel aan al mijn harde werken en zwoegen onder de zon. Want ik zou alles toch moeten achterlaten voor de man die na mij zal regeren. En je weet niet of hij wijs zal zijn of dwaas. Toch zal hij de macht hebben over alles waarvoor ik met zoveel wijsheid gezwoegd heb onder de zon. Het is dus ook maar lucht. Zo begon ik te wanhopen aan het nut van al mijn harde werken en zwoegen onder de zon. Want eerst heeft iemand met wijsheid en kennis en talent ergens voor gezwoegd. Maar daarna moet hij het achterlaten voor iemand die er niets voor heeft gedaan. Ook dat is lucht. Het is iets verschrikkelijks. Want wat heeft hij dan aan al zijn harde werken? Wat heeft hij dan aan al zijn plannen en aan al zijn zwoegen onder de zon? Dag en nacht zwoegt hij, zonder rust te hebben. Ook dat is lucht. Het is iets onbegrijpelijks. Het is het beste voor een mens om te eten en te drinken en te genieten van wat hij met zijn harde werken heeft bereikt. Maar ik heb ontdekt dat dat iets is wat God geeft. Want wie kan eten en drinken en genieten, zonder Hem?