Exodus 14:26-31
Exodus 14:26-31 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En de HEERE zeide tot Mozes: Strek uw hand uit over de zee, dat de wateren wederkeren over de Egyptenaars, over hun wagenen en over hun ruiters. Toen strekte Mozes zijn hand uit over de zee; en de zee kwam weder, tegen het naken van den morgenstond, tot haar kracht; en de Egyptenaars vluchtten die tegemoet; en de HEERE stortte de Egyptenaars in het midden der zee. Want als de wateren wederkeerden, zo bedekten zij de wagenen en de ruiters van het ganse heir van Farao, dat hen nagevolgd was in de zee; er bleef niet één van hen over. Maar de kinderen Israëls gingen op het droge, in het midden der zee; en de wateren waren hun een muur, aan hun rechter- en aan hun linkerhand. Alzo verloste de HEERE Israël aan dien dag uit de hand der Egyptenaren; en Israël zag de Egyptenaren dood aan den oever der zee. Ook zag Israël de grote hand, die de HEERE aan de Egyptenaren bewezen had; en het volk vreesde den HEERE, en geloofde in den HEERE, en aan Mozes, Zijn knecht.
Exodus 14:26-31 Herziene Statenvertaling (HSV)
Toen zei de HEERE tegen Mozes: Strek uw hand uit over de zee, zodat het water terugkeert over de Egyptenaren, over hun strijdwagens en over hun ruiters. Mozes strekte zijn hand uit over de zee, en tegen het aanbreken van de morgen vloeide de zee terug naar zijn oorspronkelijke plaats, terwijl de Egyptenaren het water tegemoetvluchtten. Zo stortte de HEERE de Egyptenaren midden in de zee. Want toen het water terugvloeide, bedolf het de strijdwagens en de ruiters van het hele leger van de farao, die hen in de zee achternagekomen waren. Niet een van hen bleef er over. Maar de Israëlieten gingen op het droge, midden door de zee. Het water was voor hen een muur aan hun rechter- en linkerhand. Zo verloste de HEERE Israël op die dag uit de hand van de Egyptenaren. En Israël zag de Egyptenaren dood aan de oever van de zee liggen. Toen zag Israël de machtige hand die de HEERE tegen de Egyptenaren gekeerd had, en het volk vreesde de HEERE en geloofde in de HEERE en in Mozes, Zijn dienaar.
Exodus 14:26-31 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Toen zeide de HERE tot Mozes: Strek uw hand uit over de zee, opdat de wateren terugvloeien over de Egyptenaren, over hun wagens en ruiters. En Mozes strekte zijn hand uit over de zee en tegen het aanbreken van de morgen vloeide de zee terug in haar bedding, terwijl de Egyptenaren haar tegemoet vluchtten; zo dreef de HERE de Egyptenaren midden in de zee. De wateren vloeiden terug en bedekten de wagens en de ruiters van de gehele legermacht van Farao, die hen in de zee achterna getrokken waren; er bleef van hen niet één over. Maar de Israëlieten gingen op het droge midden door de zee en de wateren waren hun rechts en links als een muur. Zo verloste de HERE op die dag de Israëlieten uit de macht der Egyptenaren. En Israël zag de Egyptenaren dood op de oever der zee liggen. Toen zag Israël, welk een machtige daad de HERE tegen Egypte gedaan had; en het volk vreesde de HERE en zij geloofden in de HERE en in Mozes, zijn knecht.
Exodus 14:26-31 Het Boek (HTB)
Toen zei de HERE tegen Mozes: ‘Strek uw arm uit over de zee, zodat het water terugstroomt over de Egyptenaren en hun strijdwagens en ruiters.’ Mozes strekte zijn arm uit en bij het aanbreken van de morgen stroomde het water weer terug in zijn normale bedding. De Egyptenaren probeerden te ontvluchten maar verdronken jammerlijk, allemaal. Het water bedekte het pad en de strijdwagens en ruiters. Niemand van het Egyptische leger overleefde het. Maar het volk Israël was over een droog pad tussen de watermassaʼs door getrokken. Zo redde de HERE die dag zijn volk uit de macht van de Egyptenaren. De Israëlieten zagen de levenloze lichamen die aangespoeld waren. Toen besefte het volk wat een groot wonder er was gebeurd. Allen hadden diep ontzag voor de HERE en geloofden in Hem en in zijn dienaar Mozes.
Exodus 14:26-31 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Toen zei de Heer tegen Mozes: "Strek je hand uit over de zee. Dan zal het water terugstromen over de Egyptenaren, hun wagens en hun ruiters." Mozes strekte zijn hand uit over de zee. En zo stroomde toen het ochtend begon te worden, de zee terug over de drooggevallen bodem. In hun verwarring vluchtten de Egyptenaren het water tegemoet. Zo joeg de Heer de Egyptenaren de zee in. Het water stroomde terug en bedekte de wagens en ruiters. Het bedekte het hele leger van de farao dat hen achterna gegaan was. Niet één van hen bleef over. Maar de Israëlieten gingen over het droge door de zee. Het water stond als een muur links en rechts van hen. Zo bevrijdde de Heer die dag de Israëlieten uit de macht van de Egyptenaren. De Israëlieten zagen de Egyptenaren dood langs de zee liggen. Ze zagen wat een machtige daad God had gedaan tegen Egypte. En ze hadden diep ontzag voor de Heer. Ze geloofden in Hem en in zijn dienaar Mozes.