Exodus 7:1-6
Exodus 7:1-6 Het Boek (HTB)
De HERE zei echter tegen Mozes: ‘Ik heb u aangewezen als mijn vertegenwoordiger bij de farao en Aäron zal uw woordvoerder zijn. Geef Aäron alles door wat Ik u vertel, zodat hij het tegen de farao kan zeggen en zal eisen dat hij het volk Israël uit Egypte laat vertrekken. Maar Ik zal de farao koppig maken zodat hij weigert en Ik zal in Egypte veel angstaanjagende wonderen doen. Zelfs dan zal de farao nog niet naar u willen luisteren, dus zal Ik Egypte daarna treffen met een zware ramp en mijn volk uit het land wegleiden. De Egyptenaren zullen er achter komen dat Ik de HERE ben wanneer Ik mijn macht toon en hen dwing mijn volk te laten gaan.’ Mozes en Aäron voerden de opdrachten van de HERE uit.
Exodus 7:1-6 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Maar de Heer zei tegen Mozes: "Ik wil dat jij aan de farao laat weten wat Ik wil. Je broer Aäron zal voor je spreken. Je moet [ Aäron ] alles zeggen wat Ik tegen jou zeg. Dan zal je broer dat tegen de farao zeggen. Aäron zal tegen de farao zeggen dat hij de Israëlieten uit zijn land moet laten vertrekken. Maar Ik zal de farao koppig maken en Ik zal grote wonderen doen in Egypte. Maar de farao zal niet naar jullie willen luisteren. Daarom zal Ik Egypte zwaar straffen. En mijn volk, de stammen van Israël, zal Ik uit Egypte meenemen. Dan zullen de Egyptenaren zien hoe machtig Ik ben. Ik zal de Israëlieten uit hun land wegleiden. Dan zullen de Egyptenaren toegeven dat Ik de Heer ben." Mozes en Aäron deden wat de Heer hun had bevolen.
Exodus 7:1-6 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Toen zeide de HEERE tot Mozes: Zie, Ik heb u tot een god gezet over Farao; en Aäron, uw broeder, zal uw profeet zijn. Gij zult spreken alles, wat Ik u gebieden zal; en Aäron, uw broeder, zal tot Farao spreken, dat hij de kinderen Israëls uit zijn land trekken laat. Doch Ik zal Farao’s hart verharden; en Ik zal Mijn tekenen en Mijn wonderheden in Egypteland vermenigvuldigen. Farao nu zal naar ulieden niet horen, en Ik zal Mijn hand aan Egypte leggen, en voeren Mijn heiren, Mijn volk, de kinderen Israëls, uit Egypteland, door grote gerichten. Dan zullen de Egyptenaars weten, dat Ik de HEERE ben, wanneer Ik Mijn hand over Egypte uitstrekke, en de kinderen Israëls uit het midden van hen uitleide. Toen deed Mozes en Aäron, als hun de HEERE geboden had, alzo deden zij.
Exodus 7:1-6 Herziene Statenvertaling (HSV)
Toen zei de HEERE tegen Mozes: Zie, Ik heb u voor de farao tot een god gemaakt en uw broer Aäron zal uw profeet zijn. Ú moet alles wat Ik u gebieden zal tegen Aäron zeggen, en Aäron, uw broer, moet tot de farao spreken, dat hij de Israëlieten uit zijn land moet laten gaan. Maar Ík zal het hart van de farao verharden en Mijn tekenen en Mijn wonderen in het land Egypte talrijk maken. De farao zal niet naar u luisteren, maar Ik zal Mijn hand op Egypte leggen en Mijn legers, Mijn volk, de Israëlieten, uit het land Egypte wegleiden onder zware strafgerichten. Dan zullen de Egyptenaren weten dat Ik de HEERE ben, als Ik Mijn hand over Egypte uitstrek en de Israëlieten uit hun midden wegleid. Toen deden Mozes en Aäron zoals de HEERE hun geboden had. Dat deden zij.
Exodus 7:1-6 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
De HERE echter zeide tot Mozes: Zie, Ik stel u als God voor Farao; en uw broeder Aäron zal uw profeet zijn. Gij zult alles zeggen wat Ik u gebied, en uw broeder Aäron zal bij Farao het woord voeren, opdat deze de Israëlieten uit zijn land laat gaan. Maar Ik zal het hart van Farao verstokken, en Ik zal mijn tekenen en wonderen talrijk maken in het land Egypte, doch Farao zal naar u niet luisteren. Daarom zal Ik mijn hand op Egypte leggen en mijn legerscharen, mijn volk, de Israëlieten, uit het land Egypte leiden onder zware gerichten. En de Egyptenaren zullen weten, dat Ik de HERE ben, wanneer Ik mijn hand tegen Egypte uitstrek en de Israëlieten uit hun midden wegleid. Aldus deden Mozes en Aäron; zoals de HERE hun geboden had, zo deden zij.