Ezechiël 34:23-31

Ezechiël 34:23-31 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

En Ik zal een enigen Herder over hen verwekken, en Hij zal hen weiden, namelijk Mijn knecht David; die zal ze weiden, en Die zal hun tot een Herder zijn. En Ik, de HEERE, zal hun tot een God zijn; en Mijn knecht David zal Vorst zijn in het midden van hen, Ik, de HEERE, heb het gesproken. En Ik zal een verbond des vredes met hen maken, en zal het boos gedierte uit het land doen ophouden; en zij zullen zeker wonen in de woestijn, en slapen in de wouden. Want Ik zal dezelve, en de plaatsen rondom Mijn heuvel, stellen tot een zegen; en Ik zal den plasregen doen nederdalen op zijn tijd, plasregens van zegen zullen er zijn. En het geboomte des velds zal zijn vrucht geven, en het land zal zijn inkomst geven, en zij zullen zeker zijn in hun land; en zullen weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik de disselbomen huns juks zal hebben verbroken, en hen gerukt uit de hand dergenen, die zich van hen deden dienen. En zij zullen den heidenen niet meer ten roof zijn, en het wild gedierte der aarde zal ze niet meer vreten; maar zij zullen zeker wonen, en er zal niemand zijn, die ze verschrikke. En Ik zal hun een plant van naam verwekken; en zij zullen niet meer weggeraapt worden door honger in het land, en den smaad der heidenen niet meer dragen. Maar zij zullen weten, dat Ik, de HEERE, hun God, met hen ben, en dat zij Mijn volk zijn, het huis Israëls, spreekt de Heere HEERE. Gij nu, o Mijn schapen, schapen Mijner weide! gij zijt mensen; maar Ik ben uw God, spreekt de Heere HEERE.

Ezechiël 34:23-31 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Dan zal Ik één herder over hen aanstellen, die hen weiden zal: mijn knecht David. Die zal hen weiden, die zal hun herder zijn. Ik, de HERE, zal hun tot een God zijn, en mijn knecht David zal vorst wezen in hun midden. Ik, de HERE, heb het gesproken. Ik zal met hen een verbond des vredes sluiten en het wild gedierte uit het land wegdoen, zodat zij veilig kunnen wonen in de steppe en slapen in de bossen. Ik zal die, ja al wat rondom mijn heuvel ligt, tot een zegen stellen; Ik zal de regen doen neerdalen op zijn tijd, zegenbrengende regens zullen het zijn; het geboomte des velds zal zijn vrucht geven en het land zijn opbrengst. Veilig zullen zij in hun land leven. En zij zullen weten, dat Ik de HERE ben, wanneer Ik de stangen van hun juk verbreek en hen bevrijd uit de macht van wie hen knechten. Dan zullen zij de volken niet langer tot een prooi zijn; het wild gedierte der aarde zal ze niet meer verslinden, maar zij zullen veilig wonen, zonder dat iemand hen opschrikt. Ik zal voor hen een plantengroei doen opschieten, waarvan men overal spreekt, zodat niemand in het land meer door honger zal worden weggerukt en zij de smaad der volken niet langer te dragen hebben. En zij zullen weten, dat Ik de HERE, hun God, met hen ben, en dat zij, het huis Israëls, mijn volk zijn, luidt het woord van de Here HERE. Gij toch zijt mijn schapen, de schapen die Ik weid; gij zijt mensen en Ik ben uw God, luidt het woord van de Here HERE.

Ezechiël 34:23-31 Het Boek (HTB)

En Ik zal één herder aanstellen over mijn kudde en dat is mijn dienaar David. Hij zal hun te eten geven en een herder voor hen zijn. En Ik, de HERE, zal hun God zijn en mijn dienaar David zal hun koning zijn. Ik, de HERE, heb gesproken. Ik zal een vredesverdrag met hen sluiten en de gevaarlijke wilde dieren uit het land wegjagen, zodat mijn volk veilig kan wonen in de woestijn en ongestoord kan slapen in de bossen. Ik zal mijn volk en zijn woningen rond mijn heuvel zegenen. Er zullen stromen van zegen neerkomen, want Ik zal de regens niet tegenhouden, maar ze in de normale jaargetijden laten vallen. Hun vruchtbomen en akkers zullen rijke oogsten opleveren en iedereen zal in vrede en veiligheid kunnen leven. Als Ik hun slavenketens heb gebroken en hen heb gered uit de macht van hun onderdrukkers, zullen zij weten dat Ik de HERE ben. Andere volken zullen hen niet meer leegplunderen en de wilde dieren zullen hen niet meer aanvallen. Zij zullen in veiligheid leven en niemand zal hun nog angst aanjagen. Ik zal in Israël een plant laten opbloeien waarover iedereen spreekt, zodat mijn volk nooit meer honger zal lijden of de schande van vreemde overheersing zal hoeven te dragen. Op die manier zullen zij weten dat Ik, de HERE, hun God, hen nabij ben en dat zij, de Israëlieten, mijn volk zijn,” zegt de Oppermachtige HERE. “U bent mijn kudde, de schapen van mijn weide. U bent mijn volk en Ik ben uw God,” zegt de Oppermachtige HERE.’