Ezra 2:68-69
Ezra 2:68-69 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En sommigen van de hoofden der vaderen, als zij kwamen ten huize des HEEREN, die te Jeruzalem woont, gaven vrijwilliglijk ten huize Gods, om dat te zetten op zijn vaste plaats. Zij gaven naar hun vermogen tot den schat des werks, aan goud, een en zestig duizend drachmen, en aan zilver, vijf duizend ponden, en honderd priesterrokken.
Ezra 2:68-69 Herziene Statenvertaling (HSV)
En sommigen van de familiehoofden gaven, toen ze aankwamen bij het huis van de HEERE, Die in Jeruzalem woont, vrijwillig voor het huis van God, om het op zijn oorspronkelijke plaats te doen staan. Naar hun vermogen gaven zij voor de schatkamer ten behoeve van het werk: eenenzestigduizend drachmen aan goud, vijfduizend ponden aan zilver en honderd onderkleden voor priesters.
Ezra 2:68-69 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Enige van de familiehoofden schonken, toen zij bij het huis des HEREN, dat te Jeruzalem is, aankwamen, vrijwillige gaven voor het huis Gods, om het weder op te richten op zijn plaats; naar hun vermogen droegen zij bij tot de schat, benodigd voor het werk: aan goud eenenzestigduizend drachmen, aan zilver vijfduizend minen, en honderd priesteronderklederen.
Ezra 2:68-69 Het Boek (HTB)
Bij aankomst in Jeruzalem schonken enkele leiders grote bedragen voor de herbouw van de tempel. Ieder gaf zoveel hij kon. De totale waarde van hun giften bedroeg ongeveer 61.000 gouden munten en 2500 kilo zilver. Er waren tevens honderd stellen onderkleren voor de priesters bij.
Ezra 2:68-69 BasisBijbel (BB)
Toen ze in Jeruzalem aankwamen, gaf een aantal familiehoofden geld voor de tempel van de Heer die in Jeruzalem woont. Van dat geld zou de tempel op zijn oude plaats worden herbouwd. Ze gaven wat ze konden missen voor wat er nodig was voor het werk. Zo gaven ze 61.000 gouden Perzische munten en 5.000 ponden (2500 kilo) zilver. Ook 100 stel kleren voor de priesters.