Ezra 4:1-5
Ezra 4:1-5 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Toen nu de wederpartijders van Juda en Benjamin hoorden, dat de kinderen der gevangenis den HEERE, den God Israëls, den tempel bouwden; Zo kwamen zij aan tot Zerubbabel, en tot de hoofden der vaderen, en zeiden tot hen: Laat ons met ulieden bouwen, want wij zullen uw God zoeken, gelijk gijlieden; ook hebben wij Hem geofferd sinds de dagen van Esar-Haddon, den koning van Assur, die ons herwaarts heeft doen optrekken. Maar Zerubbabel, en Jesua, en de overige hoofden der vaderen van Israël zeiden tot hen: Het betaamt niet, dat gijlieden en wij onzen God een huis bouwen; maar wij alleen zullen het den HEERE, den God Israëls, bouwen, gelijk als de koning Kores, koning van Perzië, ons geboden heeft. Evenwel maakte het volk des lands de handen des volks van Juda slap, en verstoorde hen in het bouwen; En zij huurden tegen hen raadslieden, om hun raad te vernietigen, al de dagen van Kores, koning van Perzië, tot aan het koninkrijk van Darius, den koning van Perzië.
Ezra 4:1-5 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Toen de tegenstanders van Juda en Benjamin hoorden, dat zij die in ballingschap waren geweest, een tempel voor de HERE, de God van Israël, bouwden, kwamen zij tot Zerubbabel en de familiehoofden en zeiden tot hen: Laat ons met u bouwen, want wij zoeken uw God evengoed als gij; Hem toch brengen ook wij offers sinds de dagen van Esarhaddon, de koning van Assur, die ons hierheen heeft doen optrekken. Maar Zerubbabel, Jesua en de overige familiehoofden van Israël zeiden tot hen: Het gaat niet aan, dat gij met ons een huis voor onze God bouwt, want wij alleen willen voor de HERE, de God van Israël, bouwen, zoals koning Kores, de koning van Perzië, ons geboden heeft. Toen ontmoedigde de bevolking des lands het volk van Juda en schrikte hen af van het bouwen. Zelfs kochten zij raadslieden tegen hen om, teneinde hun plan te verijdelen, zolang Kores, de koning van Perzië, leefde, tot de regering van Darius, de koning van Perzië, toe.
Ezra 4:1-5 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
De mensen die in het land woonden, waren vijanden van de stammen van Juda en Benjamin. Ze hoorden dat er mensen uit Babel waren teruggekomen om de tempel weer op te bouwen voor de Heer, de God van Israël. Ze gingen naar Zerubbabel en de familiehoofden en zeiden tegen hen: "Wij willen graag meehelpen. Want wij dienen God ook, net als jullie. We brengen Hem offers sinds we hierheen zijn gebracht door koning Esar-Haddon van Assur." Maar Zerubbabel, Jozua en de andere familiehoofden antwoordden: "Nee, dat kan niet. De tempel moet door óns gebouwd worden, zonder hulp van mensen die geen Israëliet zijn. Wij zullen zelf de tempel herbouwen. Dat is ook wat koning Kores van Perzië ons heeft bevolen." Toen begonnen zij het volk van Juda te ontmoedigen. Ze vielen hen aan tijdens het bouwen, om hen bang te maken. Ze hoopten dat de bouw zou stoppen. Ze kochten zelfs raadgevers van Kores om. Zij moesten koning Kores de raad geven om het werk aan de tempel te laten ophouden. Want ze wilden niet dat de tempel herbouwd zou worden. Dit duurde zolang Kores koning van Perzië was, tot Darius koning van Perzië werd.
Ezra 4:1-5 Herziene Statenvertaling (HSV)
Toen de tegenstanders van Juda en Benjamin hadden gehoord dat de ballingen een tempel bouwden voor de HEERE, de God van Israël, kwamen zij naar Zerubbabel toe en naar de familiehoofden en zeiden tegen hen: Laten wij samen met u bouwen, want zoals u zoeken ook wij uw God. En aan Hem offeren wij sinds de dagen van Esar-Haddon, de koning van Assyrië, die ons hierheen heeft laten trekken. Maar Zerubbabel en Jesua en de overige familiehoofden van Israël zeiden tegen hen: Het is niet aan u en aan ons om samen een huis voor onze God te bouwen, want wíj alleen zullen het bouwen voor de HEERE, de God van Israël, zoals koning Kores, de koning van Perzië, ons geboden heeft. Het volk van het land ontmoedigde het volk van Juda en zij joegen hun schrik aan bij het bouwen. En zij huurden raadslieden tegen hen om hun plan te verijdelen, al de dagen van Kores, de koning van Perzië, tot aan het koningschap van Darius, de koning van Perzië.
Ezra 4:1-5 Het Boek (HTB)
De plaatselijke bevolking, die vijandig stond tegenover de stammen van Juda en Benjamin, hoorde van de terugkeer van de Israëlieten uit hun ballingschap en van de herbouw van de tempel van de HERE, de God van Israël. Daarom benaderden zij Zerubbabel en de andere leiders. ‘Laat ons helpen,’ stelden zij voor, ‘want wij aanbidden uw God ook. Wij hebben aan Hem geofferd sinds koning Esarhaddon van Assyrië ons hier heeft gebracht.’ ‘Nee,’ antwoordden Zerubbabel, Jesua en de andere leiders. ‘U kunt hieraan niet meedoen. De tempel van de HERE, de God van Israël, mag alleen door Israëlieten worden gebouwd. Zo heeft koning Kores van Perzië het bepaald.’ Toen probeerde de plaatselijke bevolking de Israëlieten te ontmoedigen en bang te maken door mensen te sturen die leugens over hen aan koning Kores vertelden met de bedoeling de bouw te verhinderen. Dit ging zo door tijdens Koresʼ regering en duurde tot de eerste regeringsjaren van koning Darius.