Ezra 8:22-23
Ezra 8:22-23 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Want ik schaamde mij van den koning een heir en ruiters te begeren, om ons te helpen van den vijand, op den weg; omdat wij tot den koning hadden gesproken, zeggende: De hand onzes Gods is ten goede over allen, die Hem zoeken, maar Zijn sterkte en Zijn toorn over allen, die Hem verlaten. Alzo vastten wij; en verzochten zulks van onzen God; en Hij liet zich van ons verbidden.
Ezra 8:22-23 BasisBijbel (BB)
Want ik had de koning niet willen vragen om een leger dat ons onderweg tegen vijanden zou beschermen. We hadden tegen de koning gezegd: "Onze God beschermt iedereen die van Hem houdt, maar Hij straft de mensen die Hem niet gehoorzamen." Daarom aten we niet en smeekten we onze God om ons een veilige reis te geven. En Hij deed wat wij Hem gebeden hadden.
Ezra 8:22-23 Herziene Statenvertaling (HSV)
want ik schaamde mij ervoor om van de koning een leger en ruiters te vragen om ons te helpen tegen de vijand onderweg. We hadden immers tegen de koning gezegd: De hand van onze God is ten goede over al wie Hem zoeken, maar Zijn kracht en Zijn toorn is over al wie Hem verlaten. Wij vastten en verzochten onze God hierom, en Hij liet Zich door ons verbidden.
Ezra 8:22-23 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Want ik had mij geschaamd van de koning een leger en ruiters te vragen om ons te beschermen tegen vijanden onderweg; wij hadden namelijk tot de koning gezegd: De hand van onze God is ten goede over allen die Hem zoeken, maar zijn macht en zijn toorn zijn tegen allen die Hem verlaten. Dus vastten wij en smeekten onze God hierover, en Hij liet Zich door ons verbidden.
Ezra 8:22-23 Het Boek (HTB)
Ik had mij ervoor geschaamd de koning te vragen om soldaten en ruiters die ons op deze tocht konden beschermen tegen vijanden. Wij hadden namelijk tegen de koning gezegd dat onze God alle mensen die Hem aanbidden, beschermt en dat alleen zij die Hem verlaten, door rampen worden getroffen. Daarom vastten wij en baden om Gods bescherming. En Hij verhoorde ons gebed.