Galaten 2:1-3
Galaten 2:1-3 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Daarna ben ik, na veertien jaren, wederom naar Jeruzalem opgegaan met Barnabas, ook Titus medegenomen hebbende. En ik ging op door een openbaring, en stelde hun het Evangelie voor, dat ik predik onder de heidenen; en in het bijzonder aan degenen, die in achting waren, opdat ik niet enigszins tevergeefs zou lopen of gelopen hebben. Maar ook Titus, die met mij was, een Griek zijnde, werd niet genoodzaakt zich te laten besnijden.
Galaten 2:1-3 Herziene Statenvertaling (HSV)
Daarna ging ik, na verloop van veertien jaar, weer naar Jeruzalem, samen met Barnabas, en ik nam ook Titus mee. En ik ging op grond van een openbaring, en ik legde hun het Evangelie voor dat ik verkondig onder de heidenen; en afzonderlijk aan hen die in aanzien waren, opdat ik niet misschien tevergeefs zou lopen of gelopen hebben. Maar zelfs Titus, die bij mij was, werd niet gedwongen zich te laten besnijden, hoewel hij een Griek was.
Galaten 2:1-3 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Pas 14 jaar later ging ik weer naar Jeruzalem, samen met Barnabas en Titus. Dat deed ik omdat God mij dat had gezegd. En ik legde uit [ aan de gemeente in Jeruzalem ] op welke manier ik het goede nieuws aan de niet-Joodse mensen vertelde. Ik legde dat nog een keer apart uit aan de leiders [ van de gemeente in Jeruzalem ]. Want ik wilde zeker weten dat ik het goed deed. [ En ze vonden het goed zo. ] Titus hoefde van de leiders zelfs niet besneden te worden, ook al is hij een Griek.
Galaten 2:1-3 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Daarna ging ik na verloop van veertien jaar weder naar Jeruzalem met Barnabas en nam ook Titus mede; en ik ging op grond van een openbaring. En ik legde hun het evangelie voor, dat ik onder de heidenen verkondig, afzonderlijk echter aan hen, die in aanzien waren, opdat ik niet vruchteloos liep of gelopen had. Maar zelfs Titus, die bij mij was, werd, ofschoon hij een Griek was, toch niet gedwongen zich te laten besnijden
Galaten 2:1-3 Het Boek (HTB)
Veertien jaar later ben ik weer naar Jeruzalem gegaan, samen met Barnabas. Titus had ik ook meegenomen. God had mij duidelijk gemaakt dat ik erheen moest gaan om de christenen te vertellen wat voor goed nieuws ik de andere volken breng. Ik heb het ook nog afzonderlijk aan de belangrijkste mensen voorgelegd, om er zeker van te zijn dat mijn inspanningen niet voor niets waren. Zij verlangden zelfs niet van Titus, die immers geen Jood is, dat hij besneden zou worden.