Genesis 15:7-12
Genesis 15:7-12 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Voorts zeide Hij tot hem: Ik ben de HEERE, Die u uitgeleid heb uit Ur der Chaldeën, om u dit land te geven, om dat erfelijk te bezitten. En hij zeide: Heere, HEERE! waarbij zal ik weten, dat ik het erfelijk bezitten zal? En Hij zeide tot hem: Neem Mij een driejarige vaars, en een driejarige geit, en een driejarigen ram, en een tortelduif, en een jonge duif. En hij bracht Hem deze alle, en hij deelde ze middendoor, en hij legde elks deel tegen het andere over; maar het gevogelte deelde hij niet. En het wild gevogelte kwam neder op het aas; maar Abram joeg het weg. En het geschiedde, als de zon was aan het ondergaan, zo viel een diepe slaap op Abram; en ziet, een schrik, en grote duisternis viel op hem.
Genesis 15:7-12 Herziene Statenvertaling (HSV)
Verder zei Hij tegen hem: Ik ben de HEERE, Die u uit Ur van de Chaldeeën geleid heeft, om u dit land te geven om het in bezit te hebben. Hij zei: Heere HEERE, waardoor zal ik weten dat ik het in bezit zal krijgen? Hij zei tegen hem: Haal voor Mij een driejarige jonge koe, een driejarige geit, een driejarige ram, een tortelduif en een jonge duif. Hij haalde al deze dieren voor Hem, deelde ze doormidden en legde de stukken tegenover elkaar; de vogels deelde hij echter niet. Er kwamen roofvogels op de kadavers af, maar Abram joeg die weg. En het gebeurde, toen de zon bijna onderging, dat er een diepe slaap op Abram viel. En zie, een grote, schrikwekkende duisternis viel op hem.
Genesis 15:7-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
En Hij zeide tot hem: Ik ben de HERE, die u uit Ur der Chaldeeën heb geleid om u dit land in bezit te geven. En hij zeide: Here HERE, waaraan zal ik weten, dat ik het bezitten zal? En Hij zeide tot hem: Haal Mij een driejarige jonge koe, een driejarige geit, een driejarige ram, een tortelduif en een jonge duif. Hij haalde die alle voor Hem, deelde ze middendoor en legde de stukken tegenover elkander, maar het gevogelte deelde hij niet. Toen de roofvogels op de dode dieren neerstreken, joeg Abram ze weg. Toen de zon op het punt stond onder te gaan, viel een diepe slaap op Abram. En zie, hem overviel een angstwekkende, dikke duisternis.
Genesis 15:7-12 Het Boek (HTB)
Hij zei tegen Abram: ‘Ik ben de HERE, die u vanuit Ur der Chaldeeën hier heeft gebracht om u dit land te geven.’ Abram vroeg: ‘Maar HERE, mijn God, hoe kan ik er zeker van zijn dat U mij dit land zult geven?’ God antwoordde: ‘Haal een driejarige jonge koe, een driejarige geit, een driejarige ram, een tortelduif en een jonge duif.’ Abram hakte de dieren in tweeën, maar liet de vogels heel. Toen de roofvogels op de kadavers neerstreken, joeg Abram ze weg. Bij het ondergaan van de zon viel Abram in een diepe slaap en kreeg een angstige droom.
Genesis 15:7-12 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
En de Heer zei tegen hem: "Ik ben de Heer en Ik heb jou uit Ur in het land van de Chaldeeën gehaald, omdat Ik jou dit land wilde geven." Abram zei: "Heer, hoe kan ik zeker weten dat het van mij zal zijn?" De Heer zei tegen hem: "Breng Mij een koe van drie jaar, een geit van drie jaar, een schaap van drie jaar, een tortelduif en een gewone duif." Hij haalde deze dieren voor Hem, sneed ze doormidden en legde de helften tegenover elkaar. Alleen de vogels sneed hij niet door. Toen er roofvogels op de dode dieren gingen zitten, joeg Abram die weg. Toen de zon bijna onderging, viel Abram in een diepe slaap. Het werd angstaanjagend donker om hem heen.