Genesis 25:19-28
Genesis 25:19-28 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Dit is de geschiedenis van Isaak, de zoon van Abraham. Abraham verwekte Isaak. En Isaak was veertig jaar oud, toen hij Rebekka, de dochter van Betuël, de Arameeër uit Paddan-Aram, de zuster van de Arameeër Laban, tot vrouw nam. Nu bad Isaak de HERE voor zijn vrouw, want zij was onvruchtbaar; en de HERE liet Zich door hem verbidden, en zijn vrouw Rebekka werd zwanger. En de kinderen stieten in haar binnenste tegen elkander. Toen zeide zij: Indien het aldus gesteld is, waarom overkomt mij dat? Daarop ging zij om de HERE te vragen. En de HERE zeide tot haar: Twee volken zijn in uw schoot, en twee natiën zullen zich scheiden uit uw lichaam; de ene natie zal sterker zijn dan de andere, en de oudste zal de jongste dienstbaar wezen. Toen nu haar dagen vervuld waren, dat zij baren zou, waren er dan ook tweelingen in haar schoot. En de eerste kwam te voorschijn, rossig, geheel als een haren mantel; en men gaf hem de naam Esau. En daarna kwam zijn broeder te voorschijn, wiens hand Esaus hiel vasthield; en hem noemde men Jakob. En Isaak was zestig jaar oud bij hun geboorte. Toen de jongens opgroeiden, werd Esau een man, ervaren in de jacht, een man van het veld, maar Jakob was een huiselijk man, die in tenten woonde. En Isaak had Esau lief, want wildbraad was naar zijn smaak; maar Rebekka had Jakob lief.
Genesis 25:19-28 Het Boek (HTB)
Dit is het verhaal van Isaak en zijn kinderen. Isaak was veertig jaar toen hij trouwde met Rebekka, de dochter van de Arameeër Betuël uit Paddan-Aram, de zuster van Laban. Isaak smeekte de HERE of Hij Rebekka een kind wilde geven, want hoewel zij al vele jaren getrouwd waren, had zij nog steeds geen kind. De HERE verhoorde het gebed en Rebekka werd zwanger. Het leek wel alsof de kinderen in haar binnenste met elkaar vochten. ‘Dit kan ik niet langer verdragen,’ riep zij uit en zij vroeg de HERE om raad. Hij vertelde haar: ‘De zonen in uw baarmoeder zullen twee vijandige volken voortbrengen. De ene zal sterker zijn dan de andere, de oudste zal de dienaar van de jongste zijn!’ En inderdaad, Rebekka beviel van een tweeling. Het eerste kind dat werd geboren, was overdekt met rossig haar. Het leek wel alsof hij een haren mantel aan had! Daarom noemde zij hem Esau. Direct daarna kwam het tweede kind ter wereld. Het hield zich stevig vast aan de hiel van Esau! Zij noemde hem Jakob. Isaak was zestig jaar bij de geboorte van de tweeling. De jongens groeiden voorspoedig op. Esau werd een uitstekend jager. Jakob was een stille jongen die liever thuis zat. Esau was Isaaks lieveling, omdat hij altijd wild mee naar huis nam. Rebekka had echter een zwak voor Jakob.
Genesis 25:19-28 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Dit nu zijn de geboorten van Izak, den zoon van Abraham: Abraham gewon Izak. En Izak was veertig jaren oud, als hij Rebekka, de dochter van Bethuël, den Syriër, uit Paddan-Aram, de zuster van Laban, den Syriër, zich ter vrouw nam. En Izak bad den HEERE zeer in de tegenwoordigheid van zijn huisvrouw; want zij was onvruchtbaar; en de HEERE liet zich van hem verbidden, zodat Rebekka, zijn huisvrouw, zwanger werd. En de kinderen stieten zich samen in haar lichaam. Toen zeide zij: Is het zo? waarom ben ik dus? en zij ging om den HEERE te vragen. En de HEERE zeide tot haar: Twee volken zijn in uw buik, en twee natiën zullen zich uit uw ingewand van een scheiden; en het ene volk zal sterker zijn dan het andere volk; en de meerdere zal den mindere dienen. Als nu haar dagen vervuld waren om te baren, ziet, zo waren tweelingen in haar buik. En de eerste kwam uit, ros; hij was geheel als een haren kleed; daarom noemden zij zijn naam Ezau. En daarna kwam zijn broeder uit, wiens hand Ezau’s verzenen hield; daarom noemde men zijn naam Jakob. En Izak was zestig jaren oud, als hij hen gewon. Als nu deze jongeren groot werden, werd Ezau een man, verstandig op de jacht, een veldman; maar Jakob werd een oprecht man, wonende in tenten. En Izak had Ezau lief; want het wildbraad was naar zijn mond; maar Rebekka had Jakob lief.
Genesis 25:19-28 Herziene Statenvertaling (HSV)
Dit zijn de afstammelingen van Izak, de zoon van Abraham; Abraham verwekte Izak. Izak was veertig jaar oud, toen hij Rebekka, de dochter van Bethuel, de Syriër, uit Paddan-Aram, en de zuster van Laban, de Syriër, voor zich tot vrouw nam. Izak bad vurig tot de HEERE in het bijzijn van zijn vrouw, want zij was onvruchtbaar. En de HEERE liet Zich door hem verbidden, zodat Rebekka, zijn vrouw, zwanger werd. De kinderen stootten in haar lichaam tegen elkaar. Toen zei zij: Als dit zo is, waarom overkomt mij dit? En zij ging de HEERE raadplegen. De HEERE zei toen tegen haar: Er zijn twee volken in uw schoot, en twee naties zullen zich uit uw lichaam vaneenscheiden. Het ene volk zal sterker zijn dan het andere en de meerdere zal de mindere dienen. Toen nu de tijd om te baren voor haar aangebroken was, zie, er was een tweeling in haar schoot. De eerste kwam tevoorschijn, rossig en helemaal behaard als een haren mantel; daarom gaf men hem de naam Ezau. Daarna kwam zijn broer tevoorschijn, terwijl zijn hand de hiel van Ezau vasthield; daarom gaf men hem de naam Jakob. Izak was zestig jaar oud bij hun geboorte. Toen die jongens groot werden, werd Ezau een man ervaren in de jacht, een man van het veld. Jakob echter was een oprecht man, die in tenten woonde. Izak had Ezau lief, omdat hij graag wildbraad at; Rebekka daarentegen had Jakob lief.
Genesis 25:19-28 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Dit is de familie van Izaäk, de zoon van Abraham. Abraham had een zoon gekregen: Izaäk. Izaäk was 40 jaar toen hij met Rebekka trouwde. Zij was de dochter van Betuël, de Arameeër uit Paddan-Aram. Laban was haar broer. Izaäk bad vurig voor zijn vrouw, want ze kon geen kinderen krijgen. De Heer verhoorde zijn gebed en Rebekka raakte in verwachting. Ze merkte dat de kinderen in haar buik elkaar aan het duwen waren. Toen zei zij: "Als het zo gaat, waarom overkomt mij dat dan?" Ze ging het aan de Heer vragen. Hij antwoordde haar: "Er zijn twee volken in jouw buik. Twee verschillende landen zullen uit je ontstaan. Het ene volk zal sterker zijn dan het andere volk. En [ het sterkere volk van ] de oudste zoon zal [ het volk van ] de jongste zoon dienen." Toen de tijd van de zwangerschap om was, kreeg ze inderdaad een tweeling. De eerste die tevoorschijn kwam, had rood haar en was zo harig als een vacht. Ze noemden hem Ezau [ (= 'harig') ]. Daarna kwam zijn broer tevoorschijn. Zijn hand hield de hiel van Ezau vast. Ze noemden hem Jakob [ (= 'verdringer') ]. Izaäk was 60 jaar toen ze geboren werden. Toen de jongens opgroeiden, werd Ezau een man die goed was in jagen. Hij was graag buiten in het veld. Maar Jakob was een stille, rustige man die graag bij de tenten bleef. Izaäk hield [ het meest ] van Ezau, want hij at graag gebraden wild. Maar Rebekka hield [ het meest ] van Jakob.