Genesis 40:2-8
Genesis 40:2-8 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Zodat Farao zeer toornig werd op zijn twee hovelingen, op den overste der schenkers, en op den overste der bakkers. En hij leverde hen in bewaring, ten huize van den overste der trawanten, in het gevangenhuis, ter plaatse, waar Jozef gevangen was. En de overste der trawanten bestelde Jozef bij hen, dat hij hen diende; en zij waren sommige dagen in bewaring. Zij droomden nu beiden een droom, elk zijn droom, in een nacht, elk naar de uitlegging zijns drooms, de schenker en de bakker, die des konings van Egypte waren, die gevangen waren in het gevangenhuis. En Jozef kwam des morgens tot hen, en hij zag hen aan, en ziet, zij waren ontsteld. Toen vraagde hij de hovelingen van Farao, die bij hem waren in hechtenis van het huis zijns heren, zeggende: Waarom zijn uw aangezichten heden kwalijk gesteld? En zij zeiden tot hem: Wij hebben een droom gedroomd, en er is niemand, die hem uitlegge. En Jozef zeide tot hen: Zijn de uitleggingen niet van God? Vertelt ze mij toch.
Genesis 40:2-8 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
En Farao werd toornig op zijn beide hovelingen, de overste der schenkers en de overste der bakkers. Hij zette hen in hechtenis in het huis van de overste der lijfwacht, in de gevangenis, de plaats waar Jozef gevangen zat. En de overste der lijfwacht stelde Jozef bij hen aan, om hen te bedienen. En zij waren geruime tijd in hechtenis. Zij nu hadden beiden een droom, ieder zijn eigen droom, in dezelfde nacht, ieder een droom met een eigen betekenis, zowel de schenker als de bakker van de koning van Egypte, die in de gevangenis gevangen zaten. Toen Jozef in de morgen bij hen kwam, zag hij hen aan, en zie, zij waren mismoedig. Hij vroeg aan de hovelingen van Farao, die met hem in hechtenis waren in het huis van zijn heer: Waarom staat uw gezicht zo somber vandaag? Daarop zeiden zij tot hem: Wij hebben een droom gehad en er is niemand, die hem kan uitleggen. Toen zeide Jozef tot hen: Zijn de uitleggingen niet Gods zaak? Vertelt het mij toch.
Genesis 40:1-8 Het Boek (HTB)
Enige tijd later gebeurde er iets belangrijks aan het Egyptische hof. Het hoofd van de paleisbakkerij en de wijnproever van de farao vielen in ongenade. De farao liet hen in dezelfde gevangenis gooien waar Jozef opgesloten zat, in het huis van het hoofd van de lijfwacht. De beide hovelingen zaten lange tijd in arrest en het hoofd van de lijfwacht wees Jozef aan als hun bediende. Op een nacht hadden beide mannen een droom. De volgende morgen maakten zij een verslagen en sombere indruk op Jozef. ‘Waarom kijken jullie zo somber?’ vroeg hij. ‘We hebben vannacht allebei een droom gehad,’ antwoordden zij, ‘maar niemand hier kan ons uitleggen wat die te betekenen hebben.’ ‘Het uitleggen van dromen is Gods zaak,’ zei Jozef. ‘Vertel mij eens wat jullie hebben gedroomd.’
Genesis 40:2-8 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Op een keer hadden twee dienaren van de koning van Egypte iets gedaan waar de koning woedend over was. De één was het hoofd van de wijnschenkers. De ander was het hoofd van de bakkers. De farao liet hen in de gevangenis gooien waar Jozef ook zat. Het hoofd van de lijfwacht gaf Jozef de opdracht voor hen te zorgen. Zo zaten ze daar een tijd in de gevangenis. Op een keer kregen de wijnschenker en de bakker in dezelfde nacht een droom. Ze hadden ieder een eigen droom, met een eigen betekenis. Toen Jozef 's morgens bij hen kwam, zag hij dat ze somber waren. Hij vroeg hen: "Waarom kijken jullie vandaag zo somber?" Ze antwoordden: "We hebben een droom gehad en er is niemand die hem kan uitleggen." Toen zei Jozef tegen hen: "Alleen God kan dromen uitleggen. Vertel me eens wat jullie hebben gedroomd."
Genesis 40:2-8 Herziene Statenvertaling (HSV)
zodat de farao erg kwaad werd op zijn twee hovelingen, het hoofd van de schenkers en het hoofd van de bakkers. Hij liet hen in hechtenis zetten in het huis van het hoofd van de lijfwacht, in de gevangenis, de plaats waar ook Jozef gevangenzat. En het hoofd van de lijfwacht stelde Jozef bij hen aan om hen te dienen; zij zaten geruime tijd in hechtenis. En in één nacht hadden zij beiden een droom, ieder zijn eigen droom met zijn eigen betekenis: de schenker en de bakker die aan de koning van Egypte toebehoorden en die in de gevangenis gevangenzaten. Toen Jozef 's morgens bij hen kwam, keek hij hen aan, en zie, zij waren terneergeslagen. Hij vroeg aan de hovelingen van de farao, die met hem in het huis van zijn heer in hechtenis zaten: Waarom staan uw gezichten vandaag zo treurig? Ze zeiden tegen hem: We hebben een droom gehad en er is niemand die hem kan uitleggen. Jozef zei tegen hen: Is de uitleg niet aan God? Vertel ze toch aan mij.