Richteren 11:28-40

Richteren 11:28-40 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

Maar de koning der kinderen Ammons hoorde niet naar de woorden van Jeftha, die hij tot hem gezonden had. Toen kwam de Geest des HEEREN op Jeftha, dat hij Gilead en Manasse doortrok; want hij trok door tot Mizpa in Gilead, en van Mizpa in Gilead trok hij door tot de kinderen Ammons. En Jeftha beloofde den HEERE een gelofte, en zeide: Indien Gij de kinderen Ammons ganselijk in mijn hand zult geven; Zo zal het uitgaande, dat uit de deur van mijn huis mij tegemoet zal uitgaan, als ik met vrede van de kinderen Ammons wederkom, dat zal des HEEREN zijn, en ik zal het offeren ten brandoffer. Alzo trok Jeftha door naar de kinderen Ammons, om tegen hen te strijden; en de HEERE gaf hen in zijn hand. En hij sloeg hen van Aroër af tot daar gij komt te Minnith, twintig steden, en tot aan Abel-Keramim, met een zeer groten slag. Alzo werden de kinderen Ammons ten ondergebracht voor het aangezicht der kinderen Israëls. Toen nu Jeftha te Mizpa bij zijn huis kwam, ziet, zo ging zijn dochter uit hem tegemoet, met trommelen en met reien. Zij nu was alleen, een enig kind; hij had uit zich anders geen zoon of dochter. En het geschiedde, als hij haar zag, zo verscheurde hij zijn klederen, en zeide: Ach, mijn dochter! gij hebt mij ganselijk nedergebogen, en gij zijt onder degenen, die mij beroeren; want ik heb mijn mond opengedaan tot den HEERE, en ik zal niet kunnen teruggaan. En zij zeide tot hem: Mijn vader! hebt gij uw mond opengedaan tot den HEERE, doe mij, gelijk als uit uw mond gegaan is; naardien u de HEERE volkomene wraak gegeven heeft van uw vijanden, van de kinderen Ammons. Voorts zeide zij tot haar vader: Laat deze zaak aan mij geschieden: Laat twee maanden van mij af, dat ik heenga, en ga af tot de bergen, en bewene mijn maagdom, ik en mijn gezellinnen. En hij zeide: Ga heen; en hij liet haar twee maanden gaan. Toen ging zij heen met haar gezellinnen, en beweende haar maagdom op de bergen. En het geschiedde ten einde van twee maanden dat zij tot haar vader wederkwam, die aan haar volbracht zijn gelofte, die hij beloofd had; en zij heeft geen man bekend. Voorts werd het een gewoonheid in Israël, Dat de dochteren Israëls van jaar tot jaar heengingen, om de dochter van Jeftha, den Gileadiet, aan te spreken, vier dagen in het jaar.

Richteren 11:28-40 Herziene Statenvertaling (HSV)

Maar de koning van de Ammonieten luisterde niet naar de woorden van Jefta, die hij hem gestuurd had. Toen kwam de Geest van de HEERE op Jefta, en hij trok door Gilead en Manasse. Vervolgens trok hij door Mizpe in Gilead, en vanuit Mizpe in Gilead trok hij op naar de Ammonieten. En Jefta deed de HEERE een gelofte en zei: Als U de Ammonieten geheel in mijn hand zult geven, dan zal dat wat naar buiten komt en mij vanuit de deur van mijn huis tegemoetkomt, als ik in vrede terugkeer van de Ammonieten, voor de HEERE zijn, en ik zal het als brandoffer offeren. Zo trok Jefta op naar de Ammonieten om tegen hen te strijden, en de HEERE gaf hen in zijn hand. En hij versloeg hen vanaf Aroër tot waar u bij Minnith komt: twintig steden; en tot bij Abel-Keramim, met een zeer grote slag. Zo werden de Ammonieten vernederd van voor de ogen van de Israëlieten. Maar toen Jefta in Mizpa bij zijn huis aankwam, zie, toen kwam zijn dochter naar buiten, hem tegemoet, met tamboerijnen en in reidans. Nu was zij zijn enige kind; hij had verder geen zoon of dochter. En het gebeurde, toen hij haar zag, dat hij zijn kleren scheurde, en zei: Ach, mijn dochter! Je laat mij diep neerbukken en je hoort nu bij hen die mij in het ongeluk storten. Ik heb namelijk mijn mond naar de HEERE opengedaan en ik kan er niet op terugkomen. Maar zij antwoordde hem: Mijn vader, als u uw mond naar de HEERE hebt geopend, doe dan met mij overeenkomstig datgene wat u hebt gesproken, aangezien de HEERE u immers volledig gewroken heeft op uw vijanden, de Ammonieten. Verder zei zij tegen haar vader: Laat de volgende zaak ten aanzien van mij gebeuren: laat mij twee maanden begaan, om af te dalen naar de bergen en te huilen omdat ik maagd zal blijven, ik samen met mijn vriendinnen. En hij zei: Ga maar. En hij liet haar voor twee maanden gaan. Toen ging zij met haar vriendinnen op weg en zij huilde op de bergen, omdat zij maagd zou blijven. En het gebeurde na verloop van twee maanden dat zij naar haar vader terugkeerde. En hij voltrok aan haar zijn gelofte, die hij had gedaan. Zij heeft geen gemeenschap gehad met een man. En het werd een gewoonte in Israël dat de dochters van Israël van jaar tot jaar op weg gingen om met de dochter van Jefta, de Gileadiet, te praten, vier dagen per jaar.

Richteren 11:28-40 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Maar de koning der Ammonieten gaf geen gehoor aan de boodschap, die Jefta hem gezonden had. Toen kwam de Geest des HEREN over Jefta; hij trok Gilead en Manasse door, daarna door Mispa in Gilead en van Mispa in Gilead trok hij verder naar de Ammonieten. Toen deed Jefta de HERE een gelofte en zeide: Indien Gij de Ammonieten in mijn macht geeft, dan zal hetgeen mij uit de deur van mijn huis tegemoet komt, wanneer ik behouden van de Ammonieten terugkeer, de HERE toebehoren, en ik zal het ten brandoffer brengen. Vervolgens trok Jefta tegen de Ammonieten op om met hen te strijden en de HERE gaf hen in zijn macht. Hij versloeg ze van Aroër af tot in de nabijheid van Minnit – twintig steden – en tot Abel-Keramim: een geweldige nederlaag, waardoor de Ammonieten voor de Israëlieten moesten bukken. Toen Jefta naar Mispa, naar zijn huis kwam, zie, zijn dochter ging hem tegemoet met tamboerijnen en reidansen. Zij was zijn enig kind; behalve haar had hij zoon noch dochter. En zodra hij haar zag, verscheurde hij zijn klederen, en riep uit: Ach, mijn dochter, gij buigt mij diep terneer en gij zijt het, die mij in het ongeluk stort; ik heb tegenover de HERE een woord gesproken en kan niet terug. Maar zij antwoordde hem: Vader, als gij tegenover de HERE een woord gesproken hebt, doe mij dan naar wat gij beloofd hebt, nu de HERE u volledig wraak verschaft heeft over uw vijanden, de Ammonieten. Verder zeide zij tot haar vader: Dit worde mij vergund: geef mij twee maanden uitstel om heen te gaan, het gebergte in te trekken en met mijn vriendinnen mijn maagdom te bewenen. En hij zeide: Ga; en hij liet haar voor twee maanden gaan. Toen ging zij met haar vriendinnen haar maagdom bewenen in het gebergte. Na de twee maanden keerde zij naar haar vader terug, en deze voltrok aan haar de gelofte, welke hij gedaan had; zij heeft geen gemeenschap gehad met een man. En het werd een inzetting in Israël, dat jaarlijks de Israëlitische meisjes gedurende vier dagen in het jaar de dochter van de Gileadiet Jefta gingen bezingen.

Richteren 11:28-40 Het Boek (HTB)

De koning van de Ammonieten reageerde niet op Jeftaʼs boodschap. Toen kwam de Geest van de HERE over Jefta en hij leidde zijn leger dwars door het gebied Gilead en Manasse, langs de stad Mispa in Gilead en viel de Ammonieten aan. Intussen had Jefta de HERE beloofd: ‘Als U mij helpt de Ammonieten te verslaan en ik veilig terugkom, zal ik het eerste dat mij uit mijn huis tegemoet komt, aan U offeren!’ Daarop viel Jefta de Ammonieten aan en de HERE gaf hem de overwinning. Hij versloeg de Ammonieten over de hele weg van Aroër tot Minnith, met twintig steden en zelfs tot aan Abel Keramim. Hij bracht hun een zware nederlaag toe en de Ammonieten werden aan het volk Israël onderworpen. Toen Jefta naar huis terugging, kwam zijn dochter—zijn enig kind—hem dansend van vreugde tegemoet, een tamboerijn in de handen. Zodra hij haar zag, scheurde hij in wanhoop zijn kleren. ‘Ach, mijn lieve dochter!’ riep hij uit. ‘Wat doe je mij verdriet. O, wat vreselijk! Ik heb de HERE namelijk iets beloofd en ik kan niet meer terug.’ Maar zij zei: ‘Vader, als u de HERE iets hebt beloofd, moet u zich aan uw belofte houden, want Hij heeft u een geweldige overwinning geschonken op de Ammonieten. Maar geef mij alstublieft twee maanden uitstel. Laat mij eerst met mijn vriendinnen de bergen intrekken om daar te rouwen, omdat ik zo jong ben en ongetrouwd.’ ‘Goed,’ zei hij. ‘Ga maar.’ Zij trok met haar vriendinnen naar de bergen waar zij twee maanden haar lot beklaagden. Daarna ging zij naar haar vader terug en hij deed wat hij had beloofd. Zij is dus nooit getrouwd. Sindsdien is het in Israël gebruikelijk dat de Israëlitische meisjes elk jaar gedurende vier dagen het lot van Jeftaʼs dochter gedenken.

Richteren 11:28-40 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)

Maar de koning van de Ammonieten wilde niet naar Jefta luisteren. Toen kwam de Geest van de Heer op Jefta. Hij trok door Gilead en Manasse, en vanaf Mizpa in Gilead tot aan de grens met Ammon. Toen deed Jefta een belofte aan de Heer en zei: "Als U ervoor zorgt dat wij de Ammonieten verslaan en ik veilig terugkom, dan zal het eerste wat mij uit mijn huis tegemoet komt, voor U zijn. Ik zal het als brand-offer aan U geven." Toen ging Jefta op weg met zijn leger om tegen de Ammonieten te strijden. En de Heer zorgde ervoor dat hij hen overwon. Hij versloeg hen vanaf Aroër tot in de buurt van Minnit en tot Abel-Keramim. Hij veroverde 20 steden. Het was een geweldige overwinning. De Ammonieten werden helemaal verslagen door de Israëlieten. Toen Jefta naar zijn huis in Mizpa ging, kwam zijn dochter hem dansend en zingend tegemoet. Ze was zijn enige kind. Hij had verder geen zonen of dochters. Toen hij haar zag, scheurde hij zijn kleren [ als teken van verdriet ]. En hij riep: "Mijn kind, wat maak je me nu toch verdrietig! Je stort me in het ongeluk! Want ik heb aan de Heer een belofte gedaan en ik kan die niet terugnemen." Ze antwoordde hem: "Vader, als u de Heer iets heeft beloofd, doe dan met mij wat u Hem beloofd heeft. Want de Heer heeft u de overwinning gegeven over uw vijanden, de Ammonieten." Verder zei ze tegen haar vader: "Gun mij dit: laat mij twee maanden met mijn vriendinnen de bergen in gaan om er samen over te treuren dat ik nooit zal trouwen." Hij zei: "Dat is goed." En hij liet haar voor twee maanden met haar vriendinnen naar de bergen gaan, om er samen over te treuren dat ze nooit zou trouwen. Na die twee maanden kwam ze terug bij haar vader. En hij deed met haar wat hij aan de Heer had beloofd. Ze is nooit getrouwd. En het werd een gewoonte in Israël dat de Israëlitische meisjes vier dagen per jaar weggaan om met de dochter van Jefta te treuren.