Jeremia 20:8-9
Jeremia 20:8-9 Het Boek (HTB)
Ik moet altijd tegen hen spreken over rampen, verschrikkingen en verwoesting. Geen wonder dat zij mij om uw woord bespotten en uitjouwen. Maar ik kan niet meer terug! Want als ik zeg dat ik het nooit meer over de HERE zal hebben en nooit meer in zijn naam zal spreken, dan wordt zijn woord in mijn hart als een vuur dat mijn botten pijnigt en dat kan ik niet uithouden.
Jeremia 20:8-9 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Want sinds ik spreke, roep ik uit, ik roep geweld en verstoring; omdat mij des HEEREN woord den gansen dag tot smaad en tot schimp is. Dies zeide ik: Ik zal Zijner niet gedenken, en niet meer in Zijn Naam spreken; maar het werd in mijn hart als een brandend vuur, besloten in mijn beenderen; en ik bemoeide mij om te verdragen, maar konde niet.
Jeremia 20:8-9 Herziene Statenvertaling (HSV)
Want zo dikwijls als ik spreek, schreeuw ik het uit, roep ik: Geweld en verwoesting! Want het woord van de HEERE is mij tot smaad en tot schimp, de hele dag. Zei ik: Ik zal niet aan Hem denken, ik zal niet meer spreken in Zijn Naam, dan werd het in mijn hart als brandend vuur, opgesloten in mijn beenderen. Wel deed ik moeite om het in te houden, maar ik kon het niet.
Jeremia 20:8-9 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Want telkens wanneer ik spreek, moet ik het uitschreeuwen, van geweld en onderdrukking roepen; want het woord des HEREN is mij geworden tot smaad en spot de ganse dag. Maar zeide ik: Ik wil aan Hem niet denken en in zijn naam niet meer spreken, dan werd het in mijn hart als brandend vuur, opgesloten in mijn gebeente; wel matte ik mij af om het in te houden, maar ik kon het niet.
Jeremia 20:8-9 BasisBijbel (BB)
Want telkens moet ik tegen hen zeggen dat er ellende en geweld komt. Altijd als ik uw woorden spreek, lachen ze me uit. Daarom zou ik het liefst niet meer aan U willen denken. Ik wil eigenlijk niet meer namens U spreken. Maar elke keer branden uw woorden in mij alsof er vuur in mijn binnenste zit. Ik probeer mijn mond te houden, maar het lukt me niet.