Johannes 18:15-27

Johannes 18:15-27 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

En Simon Petrus volgde Jezus, en een ander discipel. Deze discipel nu was den hogepriester bekend, en ging met Jezus in des hogepriesters zaal. En Petrus stond buiten aan de deur. De andere discipel dan, die den hogepriester bekend was, ging uit, en sprak met de deurwaarster, en bracht Petrus in. De dienstmaagd dan, die de deurwaarster was, zeide tot Petrus: Zijt ook gij niet uit de discipelen van dezen Mens? Hij zeide: Ik ben niet. En de dienstknechten en de dienaars stonden, hebbende een kolenvuur gemaakt, omdat het koud was, en warmden zich. Petrus stond bij hen, en warmde zich. De hogepriester dan vraagde Jezus van Zijn discipelen, en van Zijn leer. Jezus antwoordde hem: Ik heb vrijuit gesproken tot de wereld; Ik heb allen tijd geleerd in de synagoge en in den tempel, waar de Joden van alle plaatsen samenkomen; en in het verborgen heb Ik niets gesproken. Wat ondervraagt gij Mij? Ondervraag degenen, die het gehoord hebben, wat Ik tot hen gesproken heb; zie, dezen weten, wat Ik gezegd heb. En als Hij dit zeide, gaf een van de dienaren, die daarbij stond, Jezus een kinnebakslag, zeggende: Antwoordt Gij alzo den hogepriester? Jezus antwoordde hem: Indien Ik kwalijk gesproken heb, betuig van het kwade; en indien wel, waarom slaat gij Mij? (Annas dan had Hem gebonden gezonden tot Kajafas, den hogepriester.) En Simon Petrus stond en warmde zich. Zij zeiden dan tot hem: Zijt gij ook niet uit Zijn discipelen? Hij loochende het, en zeide: Ik ben niet. Een van de dienstknechten des hogepriesters, die maagschap was van dengene, dien Petrus het oor afgehouwen had, zeide: Heb ik u niet gezien in den hof met Hem? Petrus dan loochende het wederom. En terstond kraaide de haan.

Johannes 18:15-27 Herziene Statenvertaling (HSV)

En Simon Petrus volgde Jezus, evenals een andere discipel. Die discipel nu was een bekende van de hogepriester, en hij ging met Jezus het paleis van de hogepriester binnen. Petrus echter stond buiten bij de deur. De andere discipel dan, die een bekende van de hogepriester was, ging naar buiten, sprak met de portierster en bracht Petrus binnen. Het dienstmeisje dan, de portierster, zei tegen Petrus: Bent ook u niet een van de discipelen van deze Mens? Hij zei: Dat ben ik niet. En de slaven en de dienaars hadden een kolenvuur gemaakt, omdat het koud was, en stonden zich te warmen. Petrus stond zich bij hen te warmen. De hogepriester dan ondervroeg Jezus over Zijn discipelen en over Zijn onderricht. Jezus antwoordde hem: Ik heb openlijk gesproken tot de wereld; Ik heb altijd onderwezen in de synagoge en in de tempel, waar de Joden altijd samenkomen, en Ik heb niets in het verborgen gesproken. Waarom ondervraagt u Mij? Ondervraag hen die gehoord hebben wat Ik tot hen gesproken heb; zie, dezen weten wat Ik gezegd heb. En toen Hij dit zei, gaf een van de dienaars die daarbij stond, Jezus een slag in het gezicht en zei: Antwoordt U zo de hogepriester? Jezus antwoordde hem: Als Ik verkeerd gesproken heb, bewijs dan wat er verkeerd is; maar als het terecht was, waarom slaat u Mij dan? Annas nu had Hem gebonden naar Kajafas, de hogepriester, gezonden. En Simon Petrus stond zich te warmen. Zij zeiden dan tegen hem: Bent ook u niet een van Zijn discipelen? Hij ontkende het en zei: Dat ben ik niet. Een van de dienaren van de hogepriester, die familie was van hem bij wie Petrus het oor afgeslagen had, zei: Heb ik u niet met Hem in de hof gezien? Petrus dan ontkende het opnieuw. En meteen kraaide de haan.

Johannes 18:15-27 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

En Simon Petrus en een andere discipel volgden Jezus. En die discipel was een bekende van de hogepriester en hij ging met Jezus het paleis van de hogepriester binnen, maar Petrus stond buiten aan de poort. De andere discipel dan, de bekende van de hogepriester, kwam naar buiten, en hij sprak met de portierster en bracht Petrus binnen. De slavin dan, die portierster was, zeide tot Petrus: Gij behoort toch ook niet tot de discipelen van deze mens? Hij zeide: Ik niet! De slaven en de dienaars stonden zich te warmen bij een kolenvuur, dat zij aangelegd hadden, want het was koud, en ook Petrus stond zich bij hen te warmen. De hogepriester dan vroeg Jezus naar zijn discipelen en naar zijn leer. Jezus antwoordde hem: Ik heb vrijuit tot de wereld gesproken; Ik heb voortdurend in de synagoge geleerd en in de tempel, waar al de Joden bijeenkomen, en in het verborgen heb Ik niets gesproken. Waarom vraagt gij Mij? Vraag hun, die gehoord hebben, wat Ik tot hen gesproken heb; zie, dezen weten, wat Ik gezegd heb. En toen Hij dit zeide, gaf een van de dienaars, die erbij stond, Jezus een slag in het gelaat en zeide: Antwoordt Gij zó de hogepriester? Jezus antwoordde hem: Indien Ik verkeerd gesproken heb, geef aan wat verkeerd was, maar indien het goed was, waarom slaat gij Mij? Annas dan zond Hem geboeid naar Kajafas, de hogepriester. En Simon Petrus stond zich te warmen. Zij zeiden dan tot hem: Gij behoort toch ook niet tot zijn discipelen? Hij ontkende het en zeide: Ik niet! Een der slaven van de hogepriester, een verwant van hem, wiens oor Petrus had afgeslagen, zeide: Zag ik u niet in de hof met Hem? Petrus dan ontkende het wederom en terstond daarop kraaide een haan.

Johannes 18:15-27 Het Boek (HTB)

Simon Petrus en een andere leerling volgden Jezus. Die andere leerling was een kennis van de hogepriester. Hij mocht tegelijk met Jezus de binnenplaats van het paleis op. Maar Petrus moest buiten blijven. De andere leerling kwam terug, sprak even met de portierster en nam Petrus toen mee naar binnen. De portierster zei: ‘U bent zeker een leerling van die Jezus.’ ‘Nee, hoor,’ zei Petrus. Omdat het koud was, hadden de knechten en bewakers een vuur gemaakt waarbij zij zich warmden. Petrus ging er ook bij staan. De hogepriester ondervroeg Jezus over zijn leerlingen en ideeën. ‘Het is algemeen bekend wat Ik heb gezegd,’ antwoordde Jezus. ‘Ik heb vrijuit gesproken. Ik sprak openlijk in de synagoge en in de tempel, overal waar de Joden bij elkaar komen. Waarom ondervraagt u Mij eigenlijk? Er zijn genoeg mensen die Mij hebben gehoord. Vraag het aan hen. Zij kunnen u precies vertellen wat Ik gezegd heb.’ Een van de bewakers gaf Jezus een klap in het gezicht. ‘Zo wordt niet tegen de hogepriester gesproken!’ zei hij. ‘Als Ik iets fout heb gezegd, vertel het Mij dan,’ zei Jezus. ‘Maar als ik gelijk heb, waarom slaat u Mij dan?’ Ondertussen stond Petrus zich bij het vuur te warmen en enkele van de mannen vroegen hem: ‘Zeg, bent u ook niet een van zijn leerlingen?’ ‘Welnee!’ antwoordde Petrus. ‘Maar ik geloof dat ik u bij Hem in de tuin heb gezien,’ zei een knecht van de hogepriester. Deze was familie van de knecht van wie Petrus een oor had afgeslagen. Petrus ontkende het opnieuw. Direct daarna kraaide er een haan.

Johannes 18:15-27 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)

Simon Petrus en nog een leerling volgden Jezus. Die andere leerling was een kennis van de hogepriester. Hij ging met Jezus mee het paleis van de hogepriester binnen. Maar Petrus bleef buiten bij de poort wachten. De andere leerling, die dus een kennis van de hogepriester was, kwam weer naar buiten en praatte met de bewaakster van de poort. Daarna nam hij Petrus mee naar binnen. De bewaakster zei tegen Petrus: "Jij hoort toch ook bij de leerlingen van die Man?" Maar Petrus zei: "Nee hoor, ik niet!" De slaven en knechten hadden een vuur gemaakt, omdat het koud was. Daar stonden ze zich bij te warmen. Petrus ging bij hen staan om zich ook te warmen. De hogepriester stelde Jezus vragen over zijn leerlingen en over wat Hij aan de mensen leerde. Jezus antwoordde hem: "Ik heb openlijk tegen de mensen gesproken. Ik gaf aldoor les in de synagoge en in de tempel, waar de Joden uit alle plaatsen bij elkaar komen. Ik heb niets in het geheim gedaan. Waarom stelt u Mij dan nu vragen? Vraag aan de mensen die hebben geluisterd wat Ik heb verteld. Zij weten wat Ik heb gezegd." Toen sloeg één van de knechten Jezus in zijn gezicht en zei: "Hoe durf Je zó tegen de hogepriester te spreken?" Jezus antwoordde: "Als Ik iets verkeerds heb gezegd, zeg Mij dan wát er verkeerd was. Maar als het goed was, waarom sla je Me dan?" (Annas had Hem geboeid naar de hogepriester Kajafas gestuurd.) Simon Petrus stond zich nog steeds te warmen. Opnieuw zei iemand tegen hem: "Jij hoort toch ook bij zijn leerlingen?" Maar hij zei: "Nee, hoor! Ik niet!" Eén van de slaven van de hogepriester was een familielid van de man van wie Petrus het oor had afgehakt. Hij zei: "Ik zag je daarnet in de tuin toch bij Hem?" Petrus zei weer dat het niet waar was. Op datzelfde moment kraaide er een haan.