Johannes 6:51-63
Johannes 6:51-63 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Ik ben dat levende Brood, dat uit den hemel nedergedaald is; zo iemand van dit Brood eet, die zal in der eeuwigheid leven. En het Brood, dat Ik geven zal, is Mijn vlees, hetwelk Ik geven zal voor het leven der wereld. De Joden dan streden onder elkander, zeggende: Hoe kan ons deze Zijn vlees te eten geven? Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Tenzij dat gij het vlees des Zoons des mensen eet, en Zijn bloed drinkt, zo hebt gij geen leven in uzelven. Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. Want Mijn vlees is waarlijk Spijs, en Mijn bloed is waarlijk Drank. Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die blijft in Mij, en Ik in hem. Gelijkerwijs Mij de levende Vader gezonden heeft, en Ik leve door den Vader; alzo die Mij eet, dezelve zal leven door Mij. Dit is het Brood, dat uit den hemel nedergedaald is; niet gelijk uw vaders het Manna gegeten hebben, en zijn gestorven. Die dit Brood eet, zal in der eeuwigheid leven. Deze dingen zeide Hij in de synagoge, lerende te Kapernaüm. Velen dan van Zijn discipelen, dit horende, zeiden: Deze rede is hard; wie kan dezelve horen? Jezus nu, wetende bij Zichzelven, dat Zijn discipelen daarover murmureerden, zeide tot hen: Ergert ulieden dit? Wat zou het dan zijn, zo gij den Zoon des mensen zaagt opvaren, daar Hij te voren was? De Geest is het, Die levend maakt; het vlees is niet nut. De woorden, die Ik tot u spreek, zijn geest en zijn leven.
Johannes 6:51-63 Herziene Statenvertaling (HSV)
Ik ben het levende brood, dat uit de hemel neergedaald is; als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid. En het brood dat Ik geven zal, is Mijn vlees, dat Ik geven zal voor het leven van de wereld. De Joden dan redetwistten met elkaar en zeiden: Hoe kan Hij ons Zijn vlees te eten geven? Jezus dan zei tegen hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als u het vlees van de Zoon des mensen niet eet en Zijn bloed niet drinkt, hebt u geen leven in uzelf. Wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven, en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag. Want Mijn vlees is het ware voedsel en Mijn bloed is de ware drank. Wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. Zoals de levende Vader Mij gezonden heeft, en Ik leef door de Vader, zo zal ook wie Mij eet, leven door Mij. Dit is het brood dat uit de hemel neergedaald is; niet zoals uw vaderen het manna gegeten hebben en gestorven zijn. Wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven. Deze dingen zei Hij, terwijl Hij onderwijs gaf in de synagoge in Kapernaüm. Velen dan van Zijn discipelen die dit hoorden, zeiden: Dit woord is hard; wie kan het aanhoren? Maar omdat Jezus bij Zichzelf wist dat Zijn discipelen daarover morden, zei Hij tegen hen: Neemt u hier aanstoot aan? En als u de Zoon des mensen nu eens zou zien opvaren naar de plaats waar Hij eerder was? De Geest is het Die levend maakt, het vlees heeft geen enkel nut. De woorden die Ik tot u spreek, zijn geest en zijn leven.
Johannes 6:51-63 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Ik ben het levende brood, dat uit de hemel nedergedaald is. Indien iemand van dit brood eet, hij zal in eeuwigheid leven; en het brood, dat Ik geven zal, is mijn vlees, voor het leven der wereld. De Joden dan streden onderling en zeiden: Hoe kan deze ons zijn vlees te eten geven? Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij gij het vlees van de Zoon des mensen eet en zijn bloed drinkt, hebt gij geen leven in uzelf. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. Want mijn vlees is ware spijs en mijn bloed is ware drank. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. Gelijk de levende Vader Mij gezonden heeft en Ik leef door de Vader, zo zal ook hij, die Mij eet, leven door Mij. Dit is het brood, dat uit de hemel nedergedaald is; niet gelijk de vaderen gegeten hebben en gestorven zijn; wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven. Dit zeide Hij, lerende in de synagoge te Kafarnaüm. Vele dan van zijn discipelen hoorden dit en zeiden: Deze rede is hard; wie kan haar aanhoren? Jezus nu wist bij Zichzelf, dat zijn discipelen hierover morden, en Hij zeide tot hen: Geeft u dit aanstoot? Wat dan, indien gij de Zoon des mensen daarheen zaagt opvaren, waar Hij tevoren was? De Geest is het, die levend maakt, het vlees doet geen nut; de woorden, die Ik tot u gesproken heb, zijn geest en zijn leven.
Johannes 6:51-63 Het Boek (HTB)
Ik ben het levende brood dat uit de hemel is gekomen. Wie van dit brood eet, zal altijd blijven leven. Het brood dat Ik voor het leven van de wereld zal geven, is mijn lichaam.’ De Joden kregen hierover ruzie onder elkaar. ‘Hoe kan Hij ons zijn lichaam te eten geven?’ zeiden zij. ‘Ik zeg het nog eens,’ zei Jezus. ‘Als u het vlees van Mij, de Mensenzoon, niet eet en mijn bloed niet drinkt, is er geen leven in u. Maar wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven. Zo iemand zal Ik op de laatste dag uit de dood doen opstaan. Want mijn vlees is echt voedsel en mijn bloed is echte drank. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik blijf in hem. Ik leef door de kracht van de levende Vader die Mij gestuurd heeft. Als iemand Mij eet, zal hij leven door mijn kracht. Ik ben het brood dat uit de hemel is gekomen. Wie het eet, zal altijd blijven leven. Het is heel ander brood dan uw voorouders vroeger hebben gekregen, want die zijn tenslotte toch gestorven.’ Hij zei deze dingen terwijl Hij in een synagoge van Kafarnaüm aan het woord was. Veel van zijn leerlingen hadden moeite met deze woorden en zeiden: ‘Zijn woorden zijn moeilijk te verteren, wie kan dit aanhoren?’ Jezus wist wel dat zij hierover bezig waren en vroeg hun: ‘Erger Ik u met mijn woorden? En als u Mij, de Mensenzoon, naar de hemel ziet teruggaan, wat dan? Het is de Geest die leven geeft, het lichamelijke op zichzelf heeft geen nut. Alles wat Ik u gezegd heb, is Geest en leven.
Johannes 6:51-63 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
IK BEN dat levende brood dat uit de hemel gekomen is. Als je van dit brood eet, zul je eeuwig leven. Dat brood is mijn lichaam. Ik geef mijn lichaam om aan alle mensen leven te geven." De Joden begonnen ruzie met elkaar te maken en zeiden: "Hoe kan Hij nou zijn lichaam aan ons te eten geven?" Jezus zei: "Luister goed! Als jullie niet van het lichaam van de Mensenzoon eten, en niet van zijn bloed drinken, is er geen leven in jullie. Maar als jullie van mijn lichaam eten en van mijn bloed drinken, hebben jullie het eeuwige leven. En dan zal Ik jullie op de laatste dag uit de dood terugroepen en weer levend maken. Want mijn lichaam is het enige echte eten en mijn bloed is het enige echte drinken. Als jullie van mijn lichaam eten en van mijn bloed drinken, zijn jullie één met Mij en ben Ik één met jullie. De levende Vader heeft Mij gestuurd en Ik leef door de Vader. Zo zal ook iedereen die van Mij eet, door Mij leven. Dit is het [ echte ] brood dat uit de hemel gekomen is. Het is niet hetzelfde brood als het manna dat jullie voorouders hebben gegeten, want zij zijn gestorven. Maar iedereen die van dít brood eet, zal eeuwig leven." Dit vertelde Hij de mensen in de synagoge van Kapernaüm. Ook zijn leerlingen hoorden dit. En een groot aantal van hen zei: "Dit gaat echt te ver! Wie kan dat nou begrijpen?" Jezus wist wel dat zijn leerlingen hierover mopperden. Daarom zei Hij tegen hen: "Vinden jullie dít al te ver gaan? Wat zullen jullie dan zeggen, als jullie de Mensenzoon omhoog zien gaan naar de plaats waar Hij vroeger ook was? Het is de geest die iemand levend maakt. Aan alleen een lichaam heb je niets. Mijn woorden zijn Geest en leven.