Job 33:8-27
Job 33:8-27 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Zeker, gij hebt gezegd voor mijn oren, en ik heb de stem der woorden gehoord; Ik ben rein, zonder overtreding; ik ben zuiver, en heb geen misdaad. Zie, Hij vindt oorzaken tegen mij, Hij houdt mij voor Zijn vijand. Hij legt mijn voeten in den stok; Hij neemt al mijn paden waar. Zie, hierin zijt gij niet rechtvaardig, antwoord ik u; want God is meerder dan een mens. Waarom hebt gij tegen Hem getwist? Want Hij antwoordt niet van al Zijn daden. Maar God spreekt eens of tweemaal; doch men let niet daarop. In den droom, door het gezicht des nachts, als een diepe slaap op de lieden valt, in de sluimering op het leger; Dan openbaart Hij het voor het oor der lieden, en Hij verzegelt hun kastijding; Opdat Hij den mens afwende van zijn werk, en van den man de hovaardij verberge; Dat Hij zijn ziel van het verderf afhoude; en zijn leven, dat het door het zwaard niet doorga. Ook wordt hij gestraft met smart op zijn leger, en de sterke menigte zijner beenderen; Zodat zijn leven het brood zelf verfoeit, en zijn ziel de begeerlijke spijze; Dat zijn vlees verdwijnt uit het gezicht, en zijn beenderen, die niet gezien werden, uitsteken; En zijn ziel nadert ten verderve, en zijn leven tot de dingen, die doden. Is er dan bij hem een gezant, een uitlegger, één uit duizend, om den mens zijn rechten plicht te verkondigen; Zo zal Hij hem genadig zijn, en zeggen: Verlos hem, dat hij in het verderf niet nederdale, Ik heb verzoening gevonden. Zijn vlees zal frisser worden dan het was in de jeugd; hij zal tot de dagen zijner jonkheid wederkeren. Hij zal tot God ernstiglijk bidden, Die in hem een welbehagen nemen zal, en zijn aangezicht met gejuich aanzien; want Hij zal den mens zijn gerechtigheid wedergeven. Hij zal de mensen aanschouwen, en zeggen: Ik heb gezondigd, en het recht verkeerd, hetwelk mij niet heeft gebaat
Job 33:8-27 Herziene Statenvertaling (HSV)
Zeker, je hebt ten aanhoren van mij gezegd, en ik heb de stem van je woorden gehoord: Ik ben rein, zonder overtreding; ik ben onschuldig en heb geen misdaad begaan. Zie, Hij vindt gronden voor een aanklacht tegen mij, Hij beschouwt mij als Zijn vijand. Hij legt mijn voeten in het blok, Hij let op al mijn paden. Maar zie, antwoord ik jou, hierin ben je niet rechtvaardig; want God is groter dan een sterveling. Waarom heb je Hem ter verantwoording geroepen? Hij legt immers van geen van Zijn daden verantwoording af. Want God spreekt één of twee keer, maar men slaat er geen acht op: in een droom, een visioen in de nacht, als een diepe slaap op de mensen valt, in de sluimer op de slaapplaats. Dan openbaart Hij het voor het oor van de mensen, en Hij verzegelt hun tuchtiging, om de mens van een verkeerde daad af te brengen. Hij verbergt de hoogmoed voor een man. Hij houdt zijn ziel af van het verderf, en zijn leven van het omkomen door de werpspies. Hij wordt gestraft met pijn op zijn slaapplaats, en de strijd in zijn beenderen is er voortdurend. Zijn leven verfoeit zelfs het brood, en zijn ziel het begerenswaardige voedsel. Zijn vlees vergaat, zodat het niet meer te zien is, en zijn beenderen, die niet te zien waren, steken nu uit. Zijn ziel nadert het graf, en zijn leven nadert de dingen die doden. Als er dan een afgezant bij hem is, een bemiddelaar, één uit duizend, om de mens bekend te maken wat zijn recht is, dan zal Hij hem genadig zijn, en zeggen: Verlos hem, zodat hij niet neerdaalt in het graf; Ik heb verzoening gevonden. Zijn vlees zal frisser worden dan het was in zijn jeugd; hij zal terugkeren tot de dagen van zijn jeugd. Hij zal vurig tot God bidden, en Die zal hem goedgezind zijn en zijn aangezicht aanzien met gejuich, want Hij zal de sterveling zijn gerechtigheid teruggeven. Hij zal de mensen aanschouwen en zeggen: Ik had gezondigd en wat recht is, krom gemaakt, maar Hij heeft het mij niet vergolden.
Job 33:8-27 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Maar te mijnen aanhoren hebt gij gezegd, en het geluid uwer woorden heb ik gehoord: Ik ben rein, zonder overtreding, ik ben zuiver en zonder ongerechtigheid; maar zie, Hij weet reden tot vijandschap tegen mij te vinden, Hij beschouwt mij als zijn vijand; Hij legt mijn voeten in het blok, Hij bespiedt al mijn paden. Zie, daarin hebt gij ongelijk, antwoord ik u, want God is meerder dan een sterveling. Waarom hebt gij tegen Hem getwist, terwijl Hij toch niets van zijn doen verantwoordt? Want God spreekt op één wijze, of op twee, maar men let daar niet op. In een droom, in een nachtgezicht, wanneer diepe slaap op de mensen valt, in sluimering op de legerstede – dan opent Hij het oor der mensen, en drukt het zegel op de vermaningen, tot hen gericht, om de mens van zijn doen af te brengen, om hoogmoed van de man te weren, om zijn ziel van de groeve te redden, zijn leven, dat het niet omkome door de spies. Ook wordt hij door smart op zijn sponde vermaand, terwijl er aanhoudende strijd in zijn gebeente is; dan gruwt zijn binnenste van brood, zijn ziel van begeerlijke spijze; zijn vlees slinkt weg, men ziet het niet meer, zijn beenderen, eens onzichtbaar, steken uit, zodat zijn ziel tot de groeve nadert, zijn leven tot de dodende machten. Indien een engel hem terzijde staat, een voorspraak, een uit duizend, om een mens zijn onschuld te kennen te geven, dan zal Hij Zich zijner erbarmen en zeggen: Bevrijd hem, dat hij niet in de groeve dale, de losprijs heb Ik verkregen. Zijn lichaam wordt frisser dan in zijn jeugd, hij keert terug tot de dagen zijner jonkheid. Hij bidt tot God, en Deze neemt hem in welgevallen aan, zodat hij zijn aangezicht met gejubel aanschouwt en Hij de sterveling zijn gerechtigheid hergeeft. Dan zingt hij ten aanhoren van de mensen en zegt: Ik had gezondigd en het recht gebogen, maar het werd mij niet vergolden
Job 33:8-27 Het Boek (HTB)
Ik heb u steeds weer horen zeggen: “Ik ben rein, ik heb niet gezondigd, ik ben onschuldig. En toch heeft God aanmerkingen op mij en beschouwt mij als zijn vijand. Hij legt ketens om mijn enkels en kijkt scherp naar elke beweging die ik maak.” Juist hierin hebt u ongelijk, dat u op deze wijze over God spreekt. Want God is veel groter dan de mens. Waarom klaagt u bij God dat Hij niet antwoordt? God spreekt wel degelijk—nu op de ene, dan op de andere wijze—hoewel de mens dat misschien niet opmerkt. Bijvoorbeeld in dromen en in nachtelijke visioenen als een diepe slaap komt over mensen die op bed liggen. Op zulke ogenblikken opent Hij hun oren en waarschuwt Hij hen zodat zij van gedachten veranderen en ervoor zorgen niet trots te worden. Zij worden gewaarschuwd voor de straf op de zonde en leren goed op te letten dat zij niet op een of andere manier omkomen. God kan een mens echter ook terechtwijzen door een ziekte, zodat hij met voortdurende pijn in zijn botten in bed moet blijven en hij zijn eetlust verliest en zelfs voor het heerlijkste gerecht zijn neus optrekt. Hij wordt broodmager en komt steeds dichter bij de afgrond en de machten van de dood. Maar als een boodschapper uit de hemel aanwezig is die als voorspraak dient, een uit duizend die het als een vriend voor hem opneemt, dan zal Hij Zich over hem ontfermen en zeggen: “Maak hem vrij, hij zal niet sterven. Er is voor hem een losgeld betaald.” Dan zal zijn lichaam weer zo gezond worden als dat van een kind, fris en jeugdig. En als hij tot God bidt, zal God naar hem luisteren en hem antwoorden. Hij zal vreugde ervaren als hij het gezicht van de HERE weer ziet en zijn rechtvaardigheid weer terugkrijgt. Tegen zijn vrienden zal hij later zeggen: “Ik had gezondigd, maar God gaf mij niet de straf die ik had verdiend.
Job 33:8-27 BasisBijbel (BB)
Ik heb gehoord wat je over jezelf hebt gezegd, dat je zelf vindt dat je niets verkeerds hebt gedaan. Je zei: "Ik ben onschuldig. Ik heb niets verkeerds gedaan. Maar toch heeft Hij iets gevonden om mij slecht te behandelen. Hij behandelt mij als een vijand. Hij heeft mijn voeten in een blok vastgemaakt. Hij bespiedt alles wat ik doe." Maar ik zeg je dat je ongelijk hebt. Want God staat boven de mensen. Waarom vraag je Hem om uitleg? Hij geeft geen uitleg over wat Hij doet! God spreekt op meerdere manieren, maar de mensen letten er niet op. God spreekt bijvoorbeeld in een droom, 's nachts, als de mensen in hun bed liggen te slapen. Dan fluistert Hij de mensen iets in het oor, om hun zijn wil bekend te maken en hen op te voeden. Zo wil Hij hen weer op het rechte pad brengen. Hij wil de mensen zo redden van hun eigenwijsheid. Hij spreekt om hen te redden van de dood, Hij spreekt om te voorkomen dat het slecht met hen afloopt. Ook kan God tot iemand spreken door ziekte. Dan doen al zijn botten pijn. Hij heeft geen trek meer in zijn eten. Hij heeft geen zin in lekkere dingen. Hij vermagert tot er nog amper vlees op zijn botten zit. Zijn botten die eerst onzichtbaar waren, steken nu uit. Hij ligt op sterven, hij is niet ver meer van de dood. Maar als één van de vele engelen voor hem opkomt en hem uitlegt wat zijn plicht als mens is, dan zal God medelijden hebben en zeggen: "Red hem, zodat hij niet zal sterven. Ik zal het hem vergeven." Dan wordt zijn lichaam weer gezond, nog gezonder dan hij eerst was. Hij voelt zich weer net zo sterk als in zijn jeugd. Hij bidt vurig tot God en Hij luistert naar hem. God is weer blij met hem. Hij spreekt uit dat deze man onschuldig is. Dan zingt de man het uit: "Ik had verkeerd gedaan, dingen gedaan die God niet goed vindt. Maar ik heb niet de straf gekregen die ik verdiende.