Joël 2:12-32

Joël 2:12-32 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Maar ook nu nog luidt het woord des HEREN: Bekeert u tot Mij met uw ganse hart, en met vasten en met geween en met rouwklacht. Scheurt uw hart en niet uw klederen en bekeert u tot de HERE, uw God. Want genadig en barmhartig is Hij, lankmoedig en groot van goedertierenheid, berouw hebbende over het onheil. Wie weet, of Hij Zich niet wendt en berouw heeft en een zegen achter Zich laat overblijven, tot een spijsoffer en een plengoffer voor de HERE, uw God. Blaast de bazuin op Sion, heiligt een vasten, roept een plechtige samenkomst bijeen. Vergadert het volk, heiligt de gemeente, roept de ouden bijeen, vergadert de kinderen en de zuigelingen; de bruidegom trede uit zijn kamer en de bruid uit haar bruidsvertrek. Laat de priesters, de dienaren des HEREN, tussen de voorhal en het altaar wenen en zeggen: Spaar, HERE, uw volk en geef uw erfdeel niet prijs aan de smaad, zodat de heidenen met hen zouden spotten. Waarom zou men onder de volken zeggen: Waar is hun God? HEREN Toen nam de HERE het op voor zijn land en Hij kreeg medelijden met zijn volk. De HERE antwoordde zijn volk: Zie, Ik zal u koren, most en olie zenden, zodat gij daarmede verzadigd wordt, en Ik zal u niet meer prijsgeven tot een smaad onder de volken. Ik zal van u wegdrijven die uit het Noorden en hem verjagen naar een dor en woest land, zijn voorhoede naar de oostelijke zee en zijn achterhoede naar de westelijke zee, en zijn stank zal opstijgen en zijn vuile lucht zal opstijgen, want hij heeft grote dingen gedaan. Vrees niet, o land, jubel en verheug u, want de HERE heeft grote dingen gedaan. Vreest niet, gij dieren des velds, want de weiden der woestijn groenen, want het geboomte draagt zijn vrucht, vijgeboom en wijnstok geven hun rijkdom. En gij, kinderen van Sion, juicht en verheugt u in de HERE, uw God, want Hij geeft u de leraar ter gerechtigheid; ja, regenstromen laat Hij voor u nederdalen, vroege regen en late regen, zoals voorheen. De dorsvloeren zullen vol koren zijn en de perskuipen van most en olie overstromen. Ik zal u vergoeden de jaren, toen de sprinkhaan (alles) opvrat, de verslinder en de kaalvreter en de knager, mijn groot leger dat Ik op u afzond. Gij zult volop en tot verzadiging eten, en gij zult loven de naam van de HERE, uw God, die wonderbaar met u gehandeld heeft; mijn volk zal nimmermeer te schande worden. Dan zult gij weten, dat Ik in het midden van Israël ben, en dat Ik, de HERE, uw God ben, en niemand anders; mijn volk zal nimmermeer te schande worden. HEREN Daarna zal het geschieden, dat Ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft, en uw zonen en uw dochters zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen; uw jongelingen zullen gezichten zien. Ook op de dienstknechten en op de dienstmaagden zal Ik in die dagen mijn Geest uitstorten. Ik zal wonderen geven in de hemel en op de aarde, bloed en vuur en rookzuilen. De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt. En het zal geschieden, dat ieder die de naam des HEREN aanroept, behouden zal worden, want op de berg Sion en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HERE gezegd heeft; en tot de ontkomenen zullen zij behoren, die de HERE zal roepen.

Joël 2:12-32 BasisBijbel (BB)

Maar ook nu nog zegt de Heer: "Kom terug bij Mij! Dien Mij met je hele hart. Laat zien dat jullie werkelijk spijt hebben van alles waarin jullie Mij ongehoorzaam zijn geweest." Scheur maar niet je kleren als teken van verdriet. Scheur liever je hart! Kom terug bij jullie Heer God. Dan zal Hij medelijden met jullie hebben. Want Hij is geduldig, liefdevol en goed. Kom terug! Dan zal Hij zijn plannen misschien wel willen veranderen. Dan zal Hij jullie misschien niet straffen met de rampen waarover Hij heeft gesproken. Wie weet zal Hij in plaats daarvan zelfs wel goed voor jullie willen zijn, zodat er genoeg eten en wijn zal zijn om Hem weer meel-offers en wijn-offers te brengen. Blaas op de ramshoorn in Jeruzalem. Roep de mensen op om niet meer te eten, als teken dat ze spijt hebben. Laat iedereen naar Jeruzalem komen. Roep de leiders bij elkaar. Breng zelfs alle kinderen en baby’s mee. Laten zelfs bruid en bruidegom die net hun bruiloft vieren, naar Jeruzalem komen. Laten de priesters, de dienaren van de Heer, huilen van spijt tussen de voorhal en het altaar. Laten ze zeggen: "Heer, heb medelijden met uw volk! Zorg ervoor dat niet een ander volk over ons zal heersen. Dat ze ons niet zullen bespotten en niet zullen zeggen: 'Waar is nu hun God?' " Dan zal de Heer medelijden hebben met zijn land. Hij zal zijn volk vergeven. De Heer zal antwoorden: "Ik zal jullie weer graan, wijn en olijf-olie geven. Jullie zullen weer genoeg te eten hebben. Ik zal ervoor zorgen dat jullie niet langer uitgelachen en bespot worden door de andere volken. Ik zal dat leger dat uit het noorden is gekomen, wegjagen naar de woestijn. Het voorste deel van het leger zal Ik naar de zee in het oosten (= de Dode Zee) jagen en het achterste deel van het leger zal Ik wegjagen naar de zee in het westen (= de Middellandse Zee)." Ze zullen sterven en de stank zal tot op grote afstand te ruiken zijn. Want de Heer heeft iets geweldigs gedaan. Wees niet bang, land, maar juich en jubel. Want de Heer heeft geweldige dingen gedaan. Wees niet bang, wilde dieren, want de planten in de wildernis zullen weer groen worden, er zullen weer vruchten aan de bomen komen. Er zullen weer druiven groeien aan de wijnstruiken en olijven aan de olijfbomen. Bewoners van Jeruzalem, juich en wees blij over jullie Heer God. Want Ik zal jullie een leraar geven die jullie zal leren hoe jullie moeten leven. Dan zal Ik jullie weer voldoende regen geven: regen in de herfst en in de lente, net als vroeger. Jullie zullen weer veel graan, druiven en olijven oogsten. Ik heb dat leger van springende, knagende en kaalvretende sprinkhanen op jullie afgestuurd. Maar Ik zal jullie vergoeden wat zij in die jaren hebben opgegeten. Jullie zullen meer dan genoeg te eten hebben. Jullie zullen jullie Heer God prijzen, die zulke bijzondere dingen bij jullie heeft gedaan. Mijn volk zal nooit meer voor schut staan." De Heer zegt: "Dan zullen jullie toegeven dat Ik bij mijn volk Israël woon. Jullie zullen toegeven dat Ík jullie Heer God ben, en niemand anders. En mijn volk zal nooit meer voor schut staan. Daarna zal Ik mijn Geest uitstorten op alle mensen. Jullie zonen en dochters zullen profeteren. Aan oude en jonge mensen zal Ik dromen geven. Ook op slaven en slavinnen zal Ik in die tijd mijn Geest uitstorten. Er zullen vreemde dingen te zien zijn aan de hemel en op de aarde: bloed en vuur en rookwolken. De zon zal verduisterd worden en de maan zal bloedrood worden. En dan zal de gevreesde dag van de Heer aanbreken. Maar iedereen die Mij aanbidt, zal worden gered. Want op de berg Sion ben je veilig. In Jeruzalem zul je worden gered, zoals Ik heb gezegd. Er zal redding zijn bij de mensen van mijn volk die zijn overgebleven. Ik zal hen Zelf roepen.

Joël 2:12-32 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

Nu dan ook, spreekt de HEERE, bekeert u tot Mij met uw ganse hart, en dat met vasten en met geween, en met rouwklage. En scheurt uw hart en niet uw klederen, en bekeert u tot den HEERE, uw God; want Hij is genadig en barmhartig, lankmoedig en groot van goedertierenheid, en berouw hebbende over het kwade. Wie weet, Hij mocht Zich wenden en berouw hebben; en Hij mocht een zegen achter Zich overlaten tot spijsoffer en drankoffer voor den HEERE, uw God. Blaast de bazuin te Sion, heiligt een vasten, roept een verbodsdag uit. Verzamelt het volk, heiligt de gemeente, vergadert de oudsten, verzamelt de kinderkens, en die de borsten zuigen; de bruidegom ga uit zijn binnenkamer, en de bruid uit haar slaapkamer. Laat de priesters, des HEEREN dienaars, wenen tussen het voorhuis en het altaar, en laat hen zeggen: Spaar Uw volk, o HEERE! en geef Uw erfenis niet over tot een smaadheid, dat de heidenen over hen zouden heersen; waarom zouden zij onder de volken zeggen: Waar is hunlieder God? Zo zal de HEERE ijveren over Zijn land, en Hij zal Zijn volk verschonen. En de HEERE zal antwoorden en tot Zijn volk zeggen: Ziet, Ik zend ulieden het koren, en den most, en de olie, dat gij daarvan verzadigd zult worden; en Ik zal u niet meer overgeven tot een smaadheid onder de heidenen. En Ik zal dien van het noorden verre van ulieden doen vertrekken, en hem wegdrijven in een dor en woest land, zijn aangezicht naar de Oostzee, en zijn einde naar de achterste zee; en zijn stank zal opgaan, en zijn vuiligheid zal opgaan; want hij heeft grote dingen gedaan. Vrees niet, o land! verheug u, en wees blijde; want de HEERE heeft grote dingen gedaan. Vreest niet, gij beesten des velds! want de weiden der woestijn zullen weder jong gras voortbrengen; want het geboomte zal zijn vrucht dragen, de wijnstok en vijgeboom zullen hun vermogen geven. En gij, kinderen van Sion! verheugt u en zijt blijde in den HEERE, uw God; want Hij zal u geven dien Leraar ter gerechtigheid; en Hij zal u den regen doen nederdalen, den vroegen regen en den spaden regen in de eerste maand. En de dorsvloeren zullen vol koren zijn, en de perskuipen van most en olie overlopen. Alzo zal Ik ulieden de jaren vergelden, die de sprinkhaan, de kever, en de kruidworm, en de rups heeft afgegeten; Mijn groot heir, dat Ik onder u gezonden heb. En gij zult overvloediglijk en tot verzadiging eten, en prijzen den Naam des HEEREN, uw Gods, Die wonderlijk bij u gehandeld heeft; en Mijn volk zal niet beschaamd worden tot in eeuwigheid. En gij zult weten, dat Ik in het midden van Israël ben, en dat Ik de HEERE, uw God, ben, en niemand meer; en Mijn volk zal niet beschaamd worden in eeuwigheid. En daarna zal het geschieden, dat Ik Mijn Geest zal uitgieten over alle vlees, en uw zonen en uw dochteren zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen, uw jongelingen zullen gezichten zien; Ja, ook over de dienstknechten, en over de dienstmaagden, zal Ik in die dagen Mijn Geest uitgieten. En Ik zal wondertekenen geven in den hemel en op de aarde: bloed, en vuur, en rookpilaren. De zon zal veranderd worden in duisternis, en de maan in bloed, eer dat die grote en vreselijke dag des HEEREN komt. En het zal geschieden, al wie den Naam des HEEREN zal aanroepen, zal behouden worden; want op den berg Sions en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, gelijk als de HEERE gezegd heeft; en dat, bij de overgeblevenen, die de HEERE zal roepen.

Joël 2:12-32 Herziene Statenvertaling (HSV)

Ook nu echter, spreekt de HEERE, bekeer u tot Mij met heel uw hart, namelijk met vasten, met geween en met rouwklacht. En scheur uw hart en niet uw kleren. Bekeer u tot de HEERE, uw God, want Hij is genadig en barmhartig, geduldig en rijk aan goedertierenheid, en Hij heeft berouw over het kwaad. Wie weet zal Hij Zich omkeren en berouw hebben, zodat Hij een zegen achter Zich overlaat: een graanoffer en een plengoffer voor de HEERE, uw God. Blaas de bazuin in Sion, kondig een vastentijd af, roep een bijzondere samenkomst bijeen. Verzamel het volk, heilig de gemeente, breng de oudsten bijeen, verzamel de kleine kinderen en de zuigelingen. Laat de bruidegom uit zijn binnenkamer gaan, de bruid uit haar slaapkamer. Laten de priesters, de dienaren van de HEERE, wenen tussen de voorhal en het altaar, en laten zij zeggen: Ontzie Uw volk, HEERE, geef Uw erfelijk bezit niet over aan smaad, zodat de heidenvolken over hen zouden heersen. Waarom zouden ze onder de volken zeggen: Waar is hun God? Toen nam de HEERE het op voor Zijn land, en Hij spaarde Zijn volk. De HEERE antwoordde en zei tegen Zijn volk: Zie, Ik zend u het koren, de nieuwe wijn en de olie, zodat u ermee verzadigd wordt. Ik zal u niet meer overgeven als voorwerp van smaad onder de heidenvolken. Ik zal die uit het noorden ver van u wegdoen. Ik verdrijf hem naar een dor en woest land, zijn voorhoede naar de zee in het oosten, zijn achterhoede naar de zee in het westen. Zijn stank stijgt op, zijn walm stijgt op, want hij heeft grote dingen gedaan. Wees niet bevreesd, land, verheug u en wees blij, want de HEERE heeft grote dingen gedaan. Wees niet bevreesd, dieren van het veld, want de weiden van de woestijn worden groen, de bomen dragen hun vrucht, de wijnstok en de vijgenboom geven hun opbrengst. En u, kinderen van Sion, verheug u en wees blij in de HEERE, uw God, want Hij zal u geven de Leraar tot gerechtigheid. Die zal regen op u doen neerdalen, vroege regen en late regen in de eerste maand. De dorsvloeren zullen vol koren zijn, de perskuipen stromen over van nieuwe wijn en olie. Ik zal u de jaren vergoeden die de veldsprinkhaan, de jonge sprinkhaan, de zwermsprinkhaan en de treksprinkhaan hebben opgegeten, Mijn grote leger, dat Ik op u had afgestuurd. Dan zult u overvloedig en tot verzadiging eten, en de Naam van de HEERE, uw God, prijzen, Die wonderlijk met u heeft gehandeld. Mijn volk zal voor eeuwig niet beschaamd worden. Dan zult u weten dat Ik te midden van Israël ben, dat Ik, de HEERE, uw God ben, en niemand anders: Mijn volk zal voor eeuwig niet beschaamd worden! Daarna zal het geschieden dat Ik Mijn Geest zal uitstorten op alle vlees: uw zonen en uw dochters zullen profeteren, uw ouderen zullen dromen dromen, uw jongemannen zullen visioenen zien. Ja, zelfs op de dienaren en op de dienaressen zal Ik in die dagen Mijn Geest uitstorten. Ik zal wondertekenen geven aan de hemel en op de aarde: bloed en vuur en rookzuilen. De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voor die dag van de HEERE komt, die grote en ontzagwekkende. Het zal geschieden dat ieder die de Naam van de HEERE zal aanroepen, behouden zal worden. Want op de berg Sion en in Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HEERE gezegd heeft, namelijk bij hen die ontkomen zijn, die de HEERE roepen zal.

Joël 2:12-32 Het Boek (HTB)

Daarom zegt de HERE: ‘Kom nu bij Mij terug, nu kan het nog. Geef Mij heel uw hart. Kom met vasten, tranen en in rouw. Scheur van verdriet uw hart, niet uw kleren!’ Ga terug naar de HERE, uw God, want Hij is genadig en heeft medelijden. Hij is geduldig, vol liefde en goedheid en heeft berouw over de toegezegde straf. Wie weet of Hij niet op zijn schreden terugkeert en berouw heeft en u zal zegenen. Misschien zal Hij u zo rijk zegenen dat er voldoende voedsel overblijft om de HERE, uw God, net als vroeger koren en wijn te offeren! Blaas op de trompet in Sion! Roep een heilige vastentijd uit. Laat een plechtige bijeenkomst houden. Verzamel iedereen, ouderen en jongeren, kinderen en zuigelingen. Laat de bruidegom uit zijn kamer komen en de bruid het bruidsvertrek verlaten. Het moet een heilige bijeenkomst zijn. Laat de priesters, de dienaren van de HERE, die tussen het volk en het altaar staan, onder tranen bidden: ‘O HERE, red uw volk. Geef het niet prijs aan de heidenen, want uw volk is van U. Laat het niet het mikpunt van spot van de heidenen worden. Want zij zouden ons belachelijk maken door te zeggen: “Waar is nu hun God?” ’ Dan zal de HERE het opnemen voor zijn land en medelijden hebben met zijn volk. Hij zal u antwoorden: ‘Luister, Ik zal u koren, jonge wijn en olijfolie geven, u zult meer dan voldoende hebben. Ik zal u niet meer overgeven aan andere volken en laten bespotten. Ik zal die legers uit het noorden verdrijven en hen wegjagen naar een dorre wildernis waar zij zullen sterven. De ene helft zal in de Dode Zee worden gedreven en de andere helft in de Middellandse Zee. Daar zal hun rottingslucht opstijgen. God heeft voor u een groot wonder gedaan.’ Wees niet bang, mijn volk, juich van vreugde. Want de HERE heeft grote dingen voor u gedaan. Laten de wilde dieren hun honger vergeten, want de weiden zullen weer groen worden en de bomen zullen weer uitbotten. De vijgenboom en de wijnstok zullen vrucht dragen, net als vroeger. Wees blij, inwoners van Jeruzalem, en verheug u in de HERE, uw God. Hij geeft u weer de heilzame regen als teken van zijn vergeving. Net als vroeger zal Hij zowel de voorjaarsregens als de najaarsregens laten vallen. Het koren zal hoog liggen opgestapeld op de dorsvloeren en de perskuipen zullen overstromen van jonge wijn en olijfolie. ‘Ik zal u de oogsten vergoeden die de sprinkhanen al die jaren hebben opgegeten. U krijgt terug wat verloren ging door die grote legermacht die Ik op u had losgelaten. U zult weer ruimschoots voldoende voedsel hebben. Dan zult u de HERE, uw God, loven om de wonderen die Hij voor u heeft gedaan. En u zult weten dat Ik hier bij mijn volk Israël ben en dat Ik alleen de HERE, uw God, ben. Mijn volk zal nooit meer zoʼn ramp als deze te verwerken krijgen. En daarna zal Ik mijn Geest over alle mensen uitstorten. Uw zonen en dochters zullen Gods woorden spreken. Oudere mannen zullen betekenisvolle dromen hebben en uw jonge mannen zullen visioenen zien. Ik zal mijn Geest óók uitstorten op uw slaven, mannen zowel als vrouwen, en Ik zal wonderlijke dingen laten gebeuren in de hemel en op de aarde: bloed, vuur en rookwolken. De zon zal veranderen in duisternis en de maan in bloed, voordat die grote en ontzagwekkende dag van de HERE aanbreekt. Ieder die dan de naam van de HERE aanroept, zal gered worden, want de berg Sion en Jeruzalem zullen een toevluchtsoord zijn, zoals de HERE heeft beloofd. Want ieder die Hij, de HERE, roept, zal worden gered.’