Leviticus 1:1-9
Leviticus 1:1-9 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En de HEERE riep Mozes, en sprak tot hem uit de tent der samenkomst, zeggende: Spreek tot de kinderen Israëls, en zeg tot hen: Als een mens uit u den HEERE een offerande zal offeren, gij zult uw offeranden offeren van het vee, van runderen en van schapen. Indien zijn offerande een brandoffer van runderen is, zo zal hij een volkomen mannetje offeren; aan de deur van de tent der samenkomst zal hij dat offeren, naar zijn welgevallen, voor het aangezicht des HEEREN. En hij zal zijn hand op het hoofd des brandoffers leggen, opdat het voor hem aangenaam zij, om hem te verzoenen. Daarna zal hij het jonge rund slachten voor het aangezicht des HEEREN; en de zonen van Aäron, de priesters, zullen het bloed offeren, en het bloed sprengen rondom dat altaar, hetwelk voor de deur van de tent der samenkomst is. Dan zal hij het brandoffer de huid aftrekken, en het in zijn stukken delen. En de zonen van Aäron, den priester, zullen vuur maken op het altaar, en zullen het hout op het vuur schikken. Ook zullen de zonen van Aäron, de priesters, de stukken, het hoofd en het smeer, schikken op het hout, dat op het vuur is, hetwelk op het altaar is. Doch zijn ingewand, en zijn schenkelen zal men met water wassen; en de priester zal dat alles aansteken op het altaar; het is een brandoffer, een vuuroffer, tot een liefelijken reuk den HEERE.
Leviticus 1:1-9 Herziene Statenvertaling (HSV)
De HEERE riep Mozes en sprak tot hem vanuit de tent van ontmoeting: Spreek tot de Israëlieten en zeg tegen hen: Wanneer iemand van u de HEERE een offergave wil aanbieden, moet u uw offergave aanbieden van het vee, van de runderen en van het kleinvee. Als zijn offergave een brandoffer van runderen is, moet hij een mannetje zonder enig gebrek aanbieden. Hij moet dat bij de ingang van de tent van ontmoeting aanbieden om een welgevallen voor zich te vinden voor het aangezicht van de HEERE. Daarna moet hij zijn hand op de kop van het brandoffer leggen, zodat het hem ten goede zal komen door verzoening voor hem te bewerken. Dan moet hij het jonge rund slachten voor het aangezicht van de HEERE. En de zonen van Aäron, de priesters, moeten het bloed aanbieden en het bloed sprenkelen rondom op het altaar dat bij de ingang van de tent van ontmoeting is. Daarna moet hij de huid van het brandoffer afstropen en het in zijn stukken verdelen. Vervolgens moeten de zonen van de priester Aäron vuur maken op het altaar en hout op het vuur schikken, en dan moeten de zonen van Aäron, de priesters, de stukken, de kop en het vet schikken op het hout dat op het vuur van het altaar ligt. Maar zijn ingewanden en zijn poten moet men met water wassen, en de priester moet dat alles op het altaar in rook laten opgaan. Het is een brandoffer, een vuuroffer, een aangename geur voor de HEERE.
Leviticus 1:1-9 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
De HERE nu riep Mozes en sprak tot hem uit de tent der samenkomst: Spreek tot de Israëlieten en zeg tot hen: Wanneer iemand onder u de HERE een offergave brengen wil, dan zult gij uw offergave brengen van het vee, zowel van het rundvee als van het kleinvee. Indien zijn offergave een brandoffer van rundvee is, dan zal hij een gaaf dier van het mannelijk geslacht brengen. Naar de ingang van de tent der samenkomst zal hij het brengen, opdat hij welgevallig zij voor het aangezicht des HEREN. Dan zal hij zijn hand op de kop van het brandoffer leggen; zo zal het, hem ten goede, welgevallig zijn, om over hem verzoening te doen. Vervolgens zal hij het rund voor het aangezicht des HEREN slachten, en de zonen van Aäron, de priesters, zullen het bloed brengen en dat sprengen rondom op het altaar, dat bij de ingang van de tent der samenkomst staat. Daarna zal hij het brandoffer de huid aftrekken en het in stukken verdelen. Dan zullen de zonen van de priester Aäron vuur op het altaar leggen en stukken hout op het vuur schikken. En de zonen van Aäron, de priesters, zullen de delen, de kop en het vet, schikken op het hout dat op het vuur op het altaar ligt. En de ingewanden en de onderschenkels ervan zal men met water wassen, en de priester zal alles op het altaar in rook doen opgaan als een brandoffer, een vuuroffer tot een liefelijke reuk voor de HERE.
Leviticus 1:1-9 Het Boek (HTB)
De HERE riep Mozes en sprak tot hem vanuit de tabernakel. Hij droeg hem op de volgende voorschriften aan het volk Israël door te geven: ‘Wanneer iemand van u de HERE een offer wil brengen, moet hij daarvoor een rund of een stuk kleinvee gebruiken. Als hij een rund als brandoffer wil geven, moet het een stier zijn zonder lichamelijke gebreken. Hij moet het dier naar de ingang van de tabernakel brengen, waar de priesters het in ontvangst nemen als zijn geschenk aan de HERE. Hij moet zijn hand op de kop van het dier leggen. De dood van het dier geldt dan in plaats van de dood van de man die het offer brengt, als de straf voor zijn zonden. De man moet het rund daarna voor de ogen van de HERE slachten en Aärons zonen, de priesters, zullen het bloed van het offer voor de ogen van de HERE aan alle kanten over het altaar bij de ingang van de tabernakel sprenkelen. Hij zal het brandoffer villen en in stukken verdelen. Daarna zullen de zonen van Aäron een houtvuur op het altaar maken en de stukken, met de kop en het vet, op het vuur leggen. De ingewanden en de poten moeten eerst met water worden afgewassen en daarna ook op het vuur worden verbrand. Zo zal de priester alles in rook laten opgaan als een brandoffer, dat aangenaam is voor de HERE.
Leviticus 1:1-9 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
De Heer riep Mozes bij Zich. En vanuit de tent van ontmoeting zei Hij tegen hem: "Geef de Israëlieten de volgende regels over de brand-offers. Als iemand Mij een brand-offer wil brengen, dan moet hij een dier van zijn vee geven: een rund, een schaap of een geit. Als hij een rund wil offeren, moet hij een gezonde [ jonge ] stier uitzoeken. Hij moet hem bij de ingang van de tent van ontmoeting offeren. Hij moet het dier vrijwillig en van harte offeren. Hij moet zijn hand op de kop van het dier leggen. Zo zal Ik de man vergeving kunnen geven voor wat hij verkeerd gedaan heeft. Daarna moet hij de stier bij Mij slachten bij het altaar dat bij de ingang van de tent van ontmoeting staat. De zonen van Aäron, de priesters, moeten het bloed rondom tegen de zijkanten van het altaar werpen. Daarna moet de man de huid van het dier afstropen en het dier in stukken snijden. De priester moet hout op het vuur op het altaar leggen. Op dat houtvuur moet hij de stukken vlees, de kop en het vet leggen. De darmen en de poten moet hij met water wassen. Daarna moet de priester die op de andere stukken leggen en dan alles op het altaar verbranden. Als hij het zó doet, ben Ik blij met het offer.