Leviticus 15:19-27

Leviticus 15:19-27 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

Maar als een vrouw vloeiende zijn zal, zijnde haar vloed van bloed in haar vlees, zo zal zij zeven dagen in haar afzondering zijn; en al wie haar aanroert, zal onrein zijn tot aan den avond. En al hetgeen, waarop zij in haar afzondering zal gelegen hebben, zal onrein zijn; mitsgaders alles, waarop zij zal gezeten hebben, zal onrein zijn. En al wie haar leger aanroert, zal zijn klederen wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan den avond. Ook al wie enig tuig, waarop zij gezeten zal hebben, aanroert, zal zijn klederen wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan den avond. Zelfs indien het op het leger geweest zal zijn, of op het tuig, waarop zij zat, als hij dat aanroerde, hij zal onrein zijn tot aan den avond. Insgelijks zo iemand zekerlijk bij haar gelegen heeft, dat haar afzondering op hem zij, zo zal hij zeven dagen onrein zijn; daartoe alle leger, waarop hij zal gelegen hebben, zal onrein zijn. Wanneer ook een vrouw, vele dagen buiten den tijd harer afzondering, van den vloed haars bloeds vloeien zal, of wanneer zij vloeien zal boven hare afzondering, zij zal al de dagen van den vloed harer onreinigheid, als in de dagen harer afzondering onrein zijn. Alle leger, waarop zij al de dagen haars vloeds gelegen zal hebben, zal haar zijn als het leger harer afzondering; en alle tuig, waarop zij zal gezeten hebben, zal onrein zijn, naar de onreinigheid harer afzondering. En zo wie die dingen aanroert, zal onrein zijn; daarom zal hij zijn klederen wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan den avond.

Leviticus 15:19-27 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Wanneer een vrouw vloeit – namelijk de bloedvloeiing van haar lichaam heeft – dan zal zij zeven dagen in haar maandelijkse onreinheid blijven, en ieder die haar aanraakt, zal onrein zijn tot de avond. Alles waarop zij in haar maandelijkse onreinheid ligt, zal onrein zijn, en alles waarop zij zit, zal onrein zijn. Ieder die haar bed aanraakt, zal zijn klederen wassen, zich in water baden en onrein zijn tot de avond. Ieder die een of ander voorwerp, waarop zij gezeten heeft, aanraakt, zal zijn klederen wassen, zich in water baden en onrein zijn tot de avond. Indien hij iets aanraakt, dat zich op het bed of op het voorwerp waarop zij gezeten heeft, bevindt, dan zal hij onrein zijn tot de avond. Indien een man bij haar ligt, dan zal haar maandelijkse onreinheid op hem komen, en zeven dagen zal hij onrein zijn, en elk bed waarop hij ligt zal onrein zijn. Wanneer bij een vrouw lange tijd bloed vloeit, buiten de tijd van haar maandelijkse onreinheid, of wanneer zij langer vloeit dan haar maandelijkse onreinheid, dan zal zij gedurende al de tijd dat zij vloeit, onrein zijn als in de tijd van haar maandelijkse onreinheid; zij is onrein. Elk bed waarop zij ligt, al de tijd dat zij vloeit, zal voor haar zijn als het bed van haar maandelijkse onreinheid, en elk voorwerp waarop zij zit, zal onrein zijn als in de onreinheid van haar maandelijkse onreinheid. Ieder die deze dingen aanraakt, zal onrein zijn, zijn klederen wassen, zich baden in water, en onrein zijn tot de avond.