Mattheüs 10:1-25

Mattheüs 10:1-25 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

En Hij riep zijn twaalf discipelen tot Zich en gaf hun macht over onreine geesten om die uit te drijven en om alle ziekte en alle kwaal te genezen. En dit zijn de namen van de twaalf apostelen: vooreerst Simon, genaamd Petrus, en Andreas, zijn broeder; en Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en Johannes, zijn broeder; Filippus en Bartolomeüs; Tomas en Matteüs, de tollenaar; Jakobus, de zoon van Alfeüs en Taddeüs; Simon de Zeloot en Judas Iskariot, die Hem ook verraden heeft. Deze twaalf heeft Jezus uitgezonden en Hij gebood hun, zeggende: Wijkt niet af op een weg naar heidenen, gaat geen stad van Samaritanen binnen; begeeft u liever tot de verloren schapen van het huis Israëls. Gaat en predikt en zegt: Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen, drijft boze geesten uit. Om niet hebt gij het ontvangen, geeft het om niet. Voorziet u niet van goud of zilver of koper in uw gordels, van geen reiszak voor onderweg, geen twee hemden, geen sandalen, geen staf, want de arbeider is zijn voedsel waard. Welke stad of welk dorp gij ook binnenkomt, onderzoekt wie het daarin waard is, en blijft daar tot uw vertrek. Als gij het huis binnentreedt, geeft het de vredegroet; en indien het huis het waard is, zo kome uw vrede daarover; doch indien niet, zo kere uw vrede tot u terug. En indien iemand u niet ontvangt of uw woorden niet hoort, verlaat dat huis of die stad en schudt het stof uwer voeten af. Voorwaar, Ik zeg u, het zal voor het land van Sodom en Gomorra draaglijker zijn in de dag des oordeels dan voor die stad. Zie, Ik zend u als schapen midden onder wolven; weest dan voorzichtig als slangen en argeloos als duiven. Maar wacht u voor de mensen; want zij zullen u overleveren aan de gerechtshoven en zij zullen u geselen in hun synagogen; gij zult ook geleid worden voor stadhouders en koningen om Mijnentwil, tot een getuigenis voor hen en voor de volken. Wanneer zij u overleveren, maakt u dan niet bezorgd, hoe of wat gij spreken zult; want het zal u in die ure gegeven worden wat gij spreken moet; want gij zijt het niet, die spreekt, doch het is de Geest uws Vaders, die in u spreekt. Een broeder zal zijn broeder overleveren ten dode en een vader zijn kind, en kinderen zullen opstaan tegen hun ouders en hen ter dood brengen. En gij zult door allen gehaat worden om mijns naams wil; maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden. Wanneer men u vervolgt in deze stad, vlucht naar de andere; want voorwaar, Ik zeg u, gij zult niet alle steden van Israël zijn rondgekomen, voordat de Zoon des mensen komt. Een discipel staat niet boven zijn meester, of een slaaf boven zijn heer. Het is genoeg voor de discipel te worden als zijn meester, en voor de slaaf als zijn heer. Indien men aan de heer des huizes de naam Beëlzebul heeft gegeven, hoeveel te meer aan zijn huisgenoten!

Mattheüs 10:1-25 Het Boek (HTB)

Jezus riep zijn twaalf leerlingen en gaf hun macht om boze geesten te verjagen en alle ziekten en kwalen te genezen. Dit zijn de namen van zijn twaalf apostelen: Simon (ook wel Petrus genoemd) en diens broer Andreas, Jakobus (de zoon van Zebedeüs) en zijn broer Johannes, Filippus en Bartholomeüs, Thomas en Mattheüs (de tolontvanger), Jakobus (de zoon van Alfeüs) en Thaddeüs, Simon de Zeloot en Judas Iskariot (door wie Jezus is verraden). Jezus stuurde deze twaalf erop uit met de opdracht: ‘Ga niet naar de ongelovigen of de Samaritanen, maar alleen naar de verloren schapen van het volk van Israël. Vertel hun dat het Koninkrijk van de hemelen vlakbij is. Maak zieken gezond. Laat doden weer levend worden. Genees melaatsen. Verdrijf boze geesten. Jullie mogen er niets voor vragen, omdat je het zelf ook voor niets hebt gekregen. Neem geen geld mee, geen reistas met extra kleren en sandalen. Zelfs geen wandelstok. Want je zult krijgen wat je nodig hebt. Wanneer jullie in een stad of dorp komen, zoek dan iemand die het waard is om bij te logeren. Blijf daar tot je weer verder gaat. Groet degenen die jullie onderdak verlenen. Wens zijn gezin vrede toe, als je er goed wordt ontvangen, maar niet als je er slecht wordt ontvangen. Als er huizen of steden zijn waar ze niets van je willen weten, ga dan meteen verder en schud het stof van je voeten af. Werkelijk, zoʼn stad zal er op de dag van het grote oordeel erger aan toe zijn dan de beruchte steden Sodom en Gomorra. Ik stuur jullie erop uit als schapen onder wolven. Wees zo slim als slangen, en zo onschuldig als duiven. Maar pas op! Men zal jullie voor de rechtbanken brengen en afranselen in de synagogen. Jullie moeten terechtstaan voor gouverneurs en koningen, omdat jullie bij Mij horen. Dat zijn kansen om hun over Mij te vertellen en de wereld te laten weten wie Ik ben. Als je wordt gearresteerd, hoef je je geen zorgen te maken over wat je moet zeggen. De juiste woorden zullen je op het juiste moment worden ingegeven. Dan zijn jullie het niet die spreken. Dan is het de Geest van je hemelse Vader die door je spreekt. De ene broer zal de andere ter dood laten brengen. Vaders zullen dat zelfs doen met hun eigen kinderen. Kinderen zullen de hand tegen hun ouders opheffen en hen vermoorden. Iedereen zal jullie haten omdat jullie bij Mij horen. Maar wie standhoudt tot het allerlaatst, zal worden gered. Wanneer je in de ene stad wordt vervolgd, vlucht dan naar de andere. Want Ik, de Mensenzoon, zal terugkomen voordat jullie alle steden van Israël hebben bereikt. Een leerling is niet meer dan zijn leraar en een knecht niet meer dan zijn baas. Een leerling mag blij zijn als hij zo wordt als zijn leraar, en een knecht als hij wordt als zijn baas. Ze hebben Mij, als de leider, uitgescholden voor Beëlzebul, duivel. Wat zullen zij dan wel van jullie zeggen?

Mattheüs 10:1-25 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)

Daarna riep Jezus zijn twaalf leerlingen bij Zich. Hij gaf hun de macht om duivelse geesten uit de mensen weg te jagen en om alle ziekten en kwalen te genezen. Dit zijn de namen van die twaalf leerlingen, die Hij ook apostelen noemde: allereerst Simon, die ook Petrus wordt genoemd, en zijn broer Andreas. Jakobus de zoon van Zebedeüs, en zijn broer Johannes. Verder Filippus, Bartolomeüs [ (= Natanaël) ], Tomas en de belasting-ontvanger Matteüs. Verder Jakobus de zoon van Alfeüs, en Lebbeüs die ook Taddeüs wordt genoemd. Verder Simon de Zeloot en Judas Iskariot, die Hem later heeft verraden. Dit zijn de twaalf leerlingen die Jezus op pad stuurde. Hij beval hun: "Ga niet naar niet-Joodse mensen. Ga ook niet naar de steden in Samaria . Ga alleen naar de verdwaalde schapen van het volk Israël. Vertel overal dat het Koninkrijk van God eraan komt. Genees de zieken, maak doden weer levend, verjaag duivelse geesten. Jullie hebben niets voor deze macht hoeven betalen. Vraag er dus ook nooit een beloning voor. Neem geen geld mee. Ook geen reistas voor onderweg. Neem geen extra hemd, extra sandalen of een staf mee. Want een arbeider wordt altijd beloond voor zijn werk. [ Je zal krijgen wat je nodig hebt. ] Als je een stad of een dorp binnenkomt, bekijk dan wie het daar waard is dat je bij hem logeert. Blijf bij hem tot je weer [ uit die stad ] vertrekt. Als je zijn huis binnengaat, wens de mensen die er wonen dan vrede toe. Als die mensen het waard zijn, zal je vrede over hen komen. Maar als ze die vrede niet waard zijn, zal je vrede bij je terugkomen. Als mensen niet naar je willen luisteren, ga dan weg uit dat huis of die stad. Klop het stof van je voeten af [ om hen te waarschuwen ]. Luister goed! Ik zeg jullie dat het voor de streek van Sodom en Gomorra minder erg zal zijn op de dag van het oordeel dan voor die stad. Ik stuur jullie als schapen onder de wolven. Wees daarom net zo voorzichtig en slim als slangen, en net zo onschuldig als duiven. Maar pas op voor de mensen. Want ze zullen jullie gevangen nemen en voor de rechter slepen. En ze zullen jullie zweepslagen geven in hun synagogen. Jullie zullen ook voor bestuurders van provincies en voor koningen en keizers terecht staan omdat jullie in Mij geloven. Jullie zullen hun en de volken over Mij vertellen. Als ze jullie gevangen nemen, maak je dan geen zorgen wat jullie moeten zeggen. Want jullie zullen de woorden krijgen op het moment dat jullie ze nodig hebben. Want jullie zullen niet zelf spreken. Maar de Geest van jullie Vader zal door jullie heen spreken. En een man zal zijn eigen broer laten doden. Een vader zal zijn eigen zoon laten doden. Kinderen zullen hun ouders laten doden. Iedereen zal jullie haten omdat jullie in Mij geloven. Maar jullie moeten tot het einde volhouden. Dan zullen jullie worden gered. Als de mensen jullie in de ene stad vervolgen, vlucht dan naar een andere stad. Want luister goed! Jullie zullen niet in alle steden van Israël zijn geweest, voordat de Mensenzoon komt. Een leerling is niet beter dan zijn leermeester. En een slaaf is niet belangrijker dan zijn heer. Voor een leerling is het genoeg om net zo goed te worden als zijn leermeester. En voor een slaaf is het genoeg om gelijk te worden aan zijn heer. Als de mensen de heer van het huis 'Beëlzebul' [ (= de leider van de duivelse geesten) ] noemen, dan zullen ze de dienaren die in zijn huis wonen, ook zo noemen!

Mattheüs 10:1-25 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

En Zijn twaalf discipelen tot Zich geroepen hebbende, heeft Hij hun macht gegeven over de onreine geesten, om dezelve uit te werpen, en om alle ziekte en alle kwale te genezen. De namen nu der twaalf apostelen zijn deze: de eerste, Simon, gezegd Petrus, en Andréas, zijn broeder; Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en Johannes, zijn broeder; Filippus en Bartholomeüs; Thomas en Mattheüs, de tollenaar; Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Lebbeüs, toegenaamd Thaddeüs; Simon Kananites, en Judas Iskariot, die Hem ook verraden heeft. Deze twaalf heeft Jezus uitgezonden, en hun bevel gegeven, zeggende: Gij zult niet heengaan op den weg der heidenen, en gij zult niet ingaan in enige stad der Samaritanen. Maar gaat veel meer heen tot de verloren schapen van het huis Israëls. En heengaande predikt, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. Geneest de kranken; reinigt de melaatsen; wekt de doden op; werpt de duivelen uit. Gij hebt het om niet ontvangen, geeft het om niet. Verkrijgt u noch goud, noch zilver, noch kopergeld in uw gordels; Noch male tot den weg, noch twee rokken, noch schoenen, noch staf; want de arbeider is zijn voedsel waardig. En in wat stad of vlek gij zult inkomen, onderzoekt, wie daarin waardig is; en blijft aldaar, totdat gij daar uitgaat. En als gij in het huis gaat, zo groet hetzelve. En indien dat huis waardig is, zo kome uw vrede over hetzelve, maar indien het niet waardig is, zo kere uw vrede weder tot u. En zo iemand u niet zal ontvangen, noch uw woorden horen, uitgaande uit dat huis of uit dezelve stad, schudt het stof uwer voeten af. Voorwaar zeg Ik u: Het zal den lande van Sodom en Gomorra verdragelijker zijn in den dag des oordeels, dan dezelve stad. Ziet, Ik zende u als schapen in het midden der wolven; zijt dan voorzichtig gelijk de slangen, en oprecht gelijk de duiven. Maar wacht u voor de mensen; want zij zullen u overleveren in de raadsvergaderingen, en in hun synagogen zullen zij u geselen. En gij zult ook voor stadhouders en koningen geleid worden, om Mijnentwil, hun en den heidenen tot getuigenis. Doch wanneer zij u overleveren, zo zult gij niet bezorgd zijn, hoe of wat gij spreken zult; want het zal u in dezelve ure gegeven worden, wat gij spreken zult. Want gij zijt het niet, die spreekt, maar het is de Geest uws Vaders, Die in u spreekt. En de ene broeder zal den anderen broeder overleveren tot den dood, en de vader het kind, en de kinderen zullen opstaan tegen de ouders, en zullen hen doden. En gij zult van allen gehaat worden om Mijn Naam; maar die volstandig zal blijven tot het einde, die zal zalig worden. Wanneer zij u dan in deze stad vervolgen, vliedt in de andere; want voorwaar zeg ik u: Gij zult uw reis door de steden Israëls niet geëindigd hebben, of de Zoon des mensen zal gekomen zijn. De discipel is niet boven den meester, noch de dienstknecht boven zijn heer. Het zij den discipel genoeg, dat hij worde gelijk zijn meester, en de dienstknecht gelijk zijn heer. Indien zij den Heere des huizes Beëlzebul hebben geheten, hoeveel te meer Zijn huisgenoten!

Mattheüs 10:1-25 Herziene Statenvertaling (HSV)

En Hij riep Zijn twaalf discipelen bij Zich en gaf hun macht over de onreine geesten om die uit te drijven, en om iedere ziekte en elke kwaal te genezen. De namen nu van de twaalf apostelen zijn deze: de eerste, Simon die Petrus genoemd werd, en Andreas, zijn broer; Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en Johannes, zijn broer; Filippus en Bartholomeüs; Thomas en Mattheüs, de tollenaar; Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Lebbeüs, die ook Thaddeüs genoemd werd; Simon Kananites en Judas Iskariot, die Hem ook verraden heeft. Deze twaalf zond Jezus uit en Hij gebood hun: U zult u niet op weg begeven naar de heidenen en u zult geen enkele stad van de Samaritanen binnengaan, maar ga liever naar de verloren schapen van het huis van Israël. En als u op weg gaat, predik dan: Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. Genees zieken, reinig melaatsen, wek doden op, drijf demonen uit. U hebt het voor niets ontvangen, geef het voor niets. Voorzie u niet van goud of zilver of kopergeld in uw gordels, of van een reiszak voor onderweg of twee stel onderkleren of sandalen of een staf. Want de arbeider is zijn voedsel waard. Welke stad of welk dorp u ook zult binnenkomen, onderzoek wie het daarin waard is; en blijf daar, totdat u weer vertrekt. En als u een huis binnengaat, begroet het dan. En als dat huis het waard is, laat dan uw vrede erover komen, maar als het dat niet waard is, laat dan uw vrede tot u terugkeren. En als iemand u niet ontvangt en niet naar uw woorden luistert, vertrek dan uit dat huis of die stad en schud het stof van uw voeten. Voorwaar, Ik zeg u: Het zal voor het land van Sodom en Gomorra verdraaglijker zijn op de dag van het oordeel dan voor die stad. Zie, Ik zend u als schapen te midden van de wolven; wees dus bedachtzaam als de slangen en oprecht als de duiven. Maar wees op uw hoede voor de mensen, want zij zullen u overleveren aan raadsvergaderingen, en in hun synagogen zullen zij u geselen. En u zult ook voor stadhouders en koningen geleid worden omwille van Mij, tot een getuigenis voor hen en de heidenen. Maar wanneer zij u overleveren, moet u niet bezorgd zijn hoe of wat u spreken moet, want het zal u op dat moment gegeven worden wat u spreken moet. Want u bent het niet die spreekt, maar de Geest van uw Vader, Die in u spreekt. De ene broer zal de andere broer overleveren om gedood te worden, en de vader het kind, en de kinderen zullen tegen de ouders opstaan en hen doden. En u zult door allen gehaat worden omwille van Mijn Naam; maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden. Wanneer ze u in de ene stad vervolgen, vlucht dan naar de andere, want voorwaar, Ik zeg u: U zult uw rondgang door de steden van Israël niet geëindigd hebben, voordat de Zoon des mensen gekomen is. De discipel staat niet boven de meester en de dienaar niet boven zijn heer. Het moet genoeg zijn voor de discipel dat hij wordt zoals zijn meester, en dat de dienaar wordt zoals zijn heer. Als ze de Heere van het huis Beëlzebul genoemd hebben, hoeveel te meer Zijn huisgenoten!