Mattheüs 26:59-66
Mattheüs 26:59-66 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
De overpriesters en de gehele Raad trachtten een vals getuigenis tegen Jezus te vinden om Hem ter dood te brengen, maar zij vonden er geen, hoewel er vele valse getuigen optraden. Maar ten laatste traden er twee op, die verklaarden: Deze heeft gezegd: Ik kan de tempel Gods afbreken en binnen drie dagen opbouwen. En de hogepriester stond op en zeide tot Hem: Geeft Gij geen antwoord; wat getuigen dezen tegen U? Maar Jezus bleef zwijgen. En de hogepriester zeide tot Hem: Ik bezweer U bij de levende God, dat Gij ons zegt, of Gij zijt de Christus, de Zoon van God. Jezus zeide tot hem: Gij hebt het gezegd. Doch Ik zeg u, van nu aan zult gij de Zoon des mensen zien, gezeten aan de rechterhand der Macht en komende op de wolken des hemels. Toen scheurde de hogepriester zijn klederen en zeide: Hij heeft God gelasterd! Waartoe hebben wij nog getuigen nodig? Zie, nu hebt gij de godslastering gehoord. Wat dunkt u? Zij antwoordden en zeiden: Hij is des doods schuldig.
Mattheüs 26:59-66 Het Boek (HTB)
De leidende priesters en de andere leden van de Hoge Raad zochten getuigen om Jezus ter dood te kunnen veroordelen. Maar zij vonden alleen mensen die een vals getuigenis wilden afleggen. En die getuigenissen waren niet met elkaar in overeenstemming. Ten slotte stapten er twee mannen naar voren die zeiden: ‘Wij hebben Hem horen zeggen dat Hij de tempel van God kon afbreken en in drie dagen weer opbouwen.’ De hogepriester stond op en vroeg aan Jezus: ‘Wat hebt U daarop te zeggen? Hebt U dat gezegd of niet?’ Maar Jezus bleef zwijgen. ‘Uit naam van de levende God,’ riep de hogepriester. ‘Zeg ons of U de Christus bent, de Zoon van God.’ ‘U zegt het,’ antwoordde Jezus. ‘Straks zult u de Mensenzoon zien zitten aan de rechterhand van God. U zult Hem ook zien terugkomen op de wolken aan de hemel.’ Hevig verontwaardigd scheurde de hogepriester zijn kleren kapot. Hij schreeuwde: ‘Hij belastert God! Hebben we nu nog getuigen nodig! U hebt allemaal gehoord wat Hij zei! Wat doen wij met Hem?’ De mannen van de Hoge Raad schreeuwden allemaal: ‘Hij verdient de doodstraf!’
Mattheüs 26:59-66 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En de overpriesters, en de ouderlingen, en de gehele grote raad zochten valse getuigenis tegen Jezus, opdat zij Hem doden mochten; en vonden niet. En hoewel er vele valse getuigen toegekomen waren, zo vonden zij toch niet. Maar ten laatste kwamen twee valse getuigen, en zeiden: Deze heeft gezegd: Ik kan den tempel Gods afbreken, en in drie dagen denzelven opbouwen. En de hogepriester, opstaande, zeide tot Hem: Antwoordt Gij niets? Wat getuigen dezen tegen U? Doch Jezus zweeg stil. En de hogepriester, antwoordende, zeide tot Hem: Ik bezweer U bij den levenden God, dat Gij ons zegt, of Gij zijt de Christus, de Zoon van God? Jezus zeide tot hem: Gij hebt het gezegd. Doch Ik zeg ulieden: Van nu aan zult gij zien den Zoon des mensen, zittende ter rechterhand der kracht Gods, en komende op de wolken des hemels. Toen verscheurde de hogepriester zijn klederen, zeggende: Hij heeft God gelasterd, wat hebben wij nog getuigen van node? Ziet, nu hebt gij Zijn godslastering gehoord. Wat dunkt ulieden? En zij, antwoordende, zeiden: Hij is des doods schuldig.
Mattheüs 26:59-66 Herziene Statenvertaling (HSV)
De overpriesters en de oudsten en heel de Raad zochten een valse getuigenverklaring tegen Jezus, zodat zij Hem zouden kunnen doden, maar zij vonden niets. En hoewel er veel valse getuigen gekomen waren, vonden zij niets. Maar ten slotte kwamen er twee valse getuigen, die zeiden: Deze heeft gezegd: Ik kan de tempel van God afbreken en hem in drie dagen opbouwen. En de hogepriester stond op en zei tegen Hem: Antwoordt U niets? Wat getuigen dezen tegen U? Maar Jezus zweeg. En de hogepriester antwoordde Hem: Ik bezweer U bij de levende God, dat U ons zegt of U de Christus bent, de Zoon van God. Jezus zei tegen hem: U hebt het gezegd. Maar Ik zeg u: Van nu aan zult u de Zoon des mensen zien zitten aan de rechterhand van de kracht van God en zien komen op de wolken van de hemel. Toen scheurde de hogepriester zijn kleren en zei: Hij heeft God gelasterd. Waarom hebben wij nog getuigen nodig? Zie, nu hebt u Zijn godslastering gehoord. Wat denkt u? En zij antwoordden en zeiden: Hij is schuldig en verdient de dood.
Mattheüs 26:59-66 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
De leiders van de priesters en de leiders van het volk zochten iets om Jezus ter dood te kunnen veroordelen. Daarom kwamen ze met gelogen beschuldigingen. Er waren genoeg mensen die leugens over Hem kwamen vertellen. Maar voor geen van die beschuldigingen konden ze Jezus de doodstraf geven. Tenslotte kwamen er twee mannen die ook iets zeiden wat niet helemaal waar was: "Hij heeft gezegd dat Hij de tempel van God kan afbreken en in drie dagen weer opbouwen." Toen stond de hogepriester op en vroeg: "Waarom antwoord Je niets op deze beschuldiging?" Maar Jezus zweeg. De hogepriester zei tegen Hem: "Ik beveel Je bij de levende God dat Je moet zeggen of Je de Messias bent, de Zoon van God." Jezus zei tegen hem: "U zegt het zelf. Maar Ik zeg u, vanaf dit moment zult u de Mensenzoon zien zitten naast Degene die de macht heeft, en u zult Hem zien komen op de wolken." Toen scheurde de hogepriester zijn kleren en hij riep uit: "Hij heeft God beledigd! We hebben verder geen beschuldigingen meer nodig! Jullie hebben zelf gehoord dat Hij God heeft beledigd! Wat vinden jullie?" Ze antwoordden: "Hij verdient de doodstraf!"