Mattheüs 4:1-17
Mattheüs 4:1-17 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Toen werd Jezus door de Geest naar de woestijn geleid om verzocht te worden door de duivel. En nadat Hij veertig dagen en veertig nachten gevast had, kreeg Hij ten laatste honger. En de verzoeker kwam en zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg dan, dat deze stenen broden worden. Maar Hij antwoordde en zeide: Er staat geschreven: Niet alleen van brood zal de mens leven, maar van alle woord, dat uit de mond Gods uitgaat. Toen nam de duivel Hem mede naar de heilige stad en hij stelde Hem op de rand van het dak des tempels, en zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, werp Uzelf dan naar beneden; er staat immers geschreven: Aan zijn engelen zal Hij opdracht geven aangaande u, en op de handen zullen zij u dragen, opdat gij uw voet niet aan een steen stoot. Jezus zeide tot hem: Er staat ook geschreven: Gij zult de Here, uw God, niet verzoeken. Wederom nam de duivel Hem mede naar een zeer hoge berg en hij toonde Hem al de koninkrijken der wereld en hun heerlijkheid, en zeide tot Hem: Dit alles zal ik U geven, indien Gij U nederwerpt en mij aanbidt. Toen zeide Jezus tot hem: Ga weg, satan! Er staat immers geschreven: De Here, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen. Toen liet de duivel Hem met rust en zie, engelen kwamen en dienden Hem. Toen Hij vernam, dat Johannes overgeleverd was, trok Hij Zich terug naar Galilea. En Hij verliet Nazaret en ging wonen te Kafarnaüm, aan de zee, in het gebied van Zebulon en Naftali, opdat vervuld zou worden het woord, door de profeet Jesaja gesproken, toen hij zeide: Het land Zebulon en het land Naftali, aan de zeeweg, over de Jordaan, Galilea der heidenen: het volk, dat in duisternis gezeten is, heeft een groot licht gezien, en voor hen, die gezeten zijn in het land en de schaduw des doods, is een licht opgegaan. Van toen aan begon Jezus te prediken en te zeggen: Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.
Mattheüs 4:1-17 Het Boek (HTB)
Daarna werd Jezus door de Geest naar de woestijn geleid om door de duivel op de proef te worden gesteld. Nadat hij veertig dagen en veertig nachten had gevast, kreeg Hij ten slotte honger. Op dat moment stelde de duivel Hem op de proef en zei: ‘U bent toch de Zoon van God? Zeg dan dat deze stenen brood moeten worden.’ ‘Nee,’ antwoordde Jezus, ‘want in de Boeken staat dat eten niet het belangrijkste is, maar dat de mens ook leeft van ieder woord dat God spreekt.’ Toen nam de duivel Hem mee naar het dak van de tempel in Jeruzalem. ‘Als U de Zoon van God bent,’ zei hij, ‘spring dan naar beneden. Er staat immers in de Boeken dat God zijn engelen zal sturen om U te beschermen. Zij zullen U op handen dragen en U zult niet struikelen.’ Jezus antwoordde: ‘Er staat ook: “Stel de Here, uw God, niet op de proef.” ’ De duivel nam Hem weer mee, nu naar een heel hoge berg. Hij liet Hem alle landen van de wereld zien, met al hun pracht en praal. ‘Dat zal ik U allemaal geven,’ zei hij, ‘als U voor mij neerknielt en mij aanbidt.’ ‘Ga weg, Satan,’ zei Jezus. ‘Er staat immers in de Boeken: “Aanbid de Here, uw God, en geef niemand anders eer.” ’ Toen liet de duivel Jezus met rust. En er kwamen engelen om voor Jezus te zorgen. Toen Jezus hoorde dat Johannes de Doper was gevangengenomen, ging Hij terug naar Nazareth in Galilea. Niet lang daarna verhuisde Hij naar Kafarnaüm, een stadje aan het meer van Galilea, in het gebied van Zebulon en Naftali. Dat was in overeenstemming met wat de profeet Jesaja had gezegd: ‘Land van Zebulon en Naftali, het gebied aan de weg naar zee, aan de andere zijde van de Jordaan, Galilea, het woongebied van de heidenen: dit volk dat in duisternis leeft, zal een groot Licht zien, en over hen die wonen in het land waar de dood heerst, zal een Licht opgaan.’ Van toen af begon Jezus de mensen in het openbaar toe te spreken. ‘Bekeer u, want het Koninkrijk van de hemelen is vlakbij,’ zei Hij.
Mattheüs 4:1-17 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Toen werd Jezus van den Geest weggeleid in de woestijn, om verzocht te worden van den duivel. En als Hij veertig dagen en veertig nachten gevast had, hongerde Hem ten laatste. En de verzoeker, tot Hem gekomen zijnde, zeide: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg, dat deze stenen broden worden. Doch Hij, antwoordende, zeide: Er is geschreven: De mens zal bij brood alleen niet leven, maar bij alle woord, dat door den mond Gods uitgaat. Toen nam Hem de duivel mede naar de heilige stad, en stelde Hem op de tinne des tempels; En zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, werp Uzelven nederwaarts; want er is geschreven, dat Hij Zijn engelen van U bevelen zal, en dat zij U op de handen zullen nemen, opdat Gij niet te eniger tijd Uw voet aan een steen aanstoot. Jezus zeide tot hem: Er is wederom geschreven: Gij zult den Heere, uw God, niet verzoeken. Wederom nam Hem de duivel mede op een zeer hogen berg, en toonde Hem al de koninkrijken der wereld, en hun heerlijkheid; En zeide tot Hem: Al deze dingen zal ik U geven, indien Gij, nedervallende, mij zult aanbidden. Toen zeide Jezus tot hem: Ga weg, satan, want er staat geschreven: Den Heere, uw God, zult gij aanbidden, en Hem alleen dienen. Toen liet de duivel van Hem af; en ziet, de engelen zijn toegekomen, en dienden Hem. Als nu Jezus gehoord had, dat Johannes overgeleverd was, is Hij wedergekeerd naar Galiléa; En Nazareth verlaten hebbende, is komen wonen te Kapernaüm, gelegen aan de zee, in de landpale van Zebulon en Nafthali; Opdat vervuld zou worden, hetgeen gesproken is door Jesaja, den profeet, zeggende: Het land Zebulon en het land Nafthali aan den weg der zee over de Jordaan, Galiléa der volken; Het volk, dat in duisternis zat, heeft een groot licht gezien; en degenen, die zaten in het land en de schaduwe des doods, denzelven is een licht opgegaan. Van toen aan heeft Jezus begonnen te prediken en te zeggen: Bekeert u; want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.
Mattheüs 4:1-17 Herziene Statenvertaling (HSV)
Toen werd Jezus door de Geest weggeleid naar de woestijn om verzocht te worden door de duivel. En nadat Hij veertig dagen en veertig nachten had gevast, kreeg Hij ten slotte honger. En de verzoeker kwam bij Hem en zei: Als U Gods Zoon bent, zeg dan dat deze stenen broden worden. Maar Hij antwoordde en zei: Er staat geschreven: De mens zal niet van brood alleen leven, maar van elk woord dat uit de mond van God komt. Toen nam de duivel Hem mee naar de heilige stad en zette Hem op het hoogste gedeelte van de tempel, en hij zei tegen Hem: Als U de Zoon van God bent, werp Uzelf dan naar beneden, want er staat geschreven dat Hij Zijn engelen voor U bevel zal geven, en dat zij U op de handen zullen dragen, opdat U Uw voet niet misschien aan een steen stoot. Jezus zei tegen hem: Er staat eveneens geschreven: U zult de Heere, uw God, niet verzoeken. Opnieuw nam de duivel Hem mee, nu naar een zeer hoge berg, en hij liet Hem al de koninkrijken van de wereld zien, met hun heerlijkheid, en zei tegen Hem: Dit alles zal ik U geven, als U knielt en mij aanbidt. Toen zei Jezus tegen hem: Ga weg, satan, want er staat geschreven: De Heere, uw God, zult u aanbidden en Hem alleen dienen. Toen liet de duivel Hem gaan; en zie, engelen kwamen en dienden Hem. Toen Jezus gehoord had dat Johannes overgeleverd was, keerde Hij terug naar Galilea. Hij verliet Nazareth en ging wonen in Kapernaüm, dat aan de zee lag, in het gebied van Zebulon en Naftali, opdat vervuld zou worden wat door de profeet Jesaja gesproken werd toen hij zei: Land Zebulon en land Naftali, gebied aan de weg naar de zee en over de Jordaan, Galilea van de volken, het volk dat in duisternis zat, heeft een groot licht gezien; en voor hen die zaten in het land en de schaduw van de dood, is een licht opgegaan. Van toen af begon Jezus te prediken en te zeggen: Bekeer u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.
Mattheüs 4:1-17 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Daarna stuurde de Heilige Geest Jezus naar de woestijn. Daar moest Jezus door de duivel op de proef worden gesteld. Hij bleef 40 dagen in de woestijn. Al die tijd at Jezus niets. Tenslotte kreeg Hij honger. Toen kwam de duivel. Hij zei tegen Hem: "Als U Gods Zoon bent, zeg dan tegen deze stenen dat ze in broden moeten veranderen." Maar Jezus antwoordde: "In de Boeken staat: 'Je kan niet alleen van brood leven. Alles wat God zegt, heb je óók nodig om te leven.' " Toen nam de duivel Hem mee naar Jeruzalem. Daar zette hij Hem op de rand van het dak van de tempel. En hij zei tegen Jezus: "Als U Gods Zoon bent, spring dan naar beneden. Er staat toch in de Boeken: 'God zal zijn engelen de opdracht geven dat ze U op hun handen moeten dragen. Dan zult U uw voeten niet aan een steen stoten.' " Jezus antwoordde: "Maar er staat ook in de Boeken: 'Je mag je Heer God niet uitdagen.' " Daarna nam de duivel Jezus mee naar een hoge berg. Vanaf die berg liet hij Jezus alle koninkrijken van de wereld zien, met al hun macht en rijkdom. En hij zei tegen Jezus: "Dat geef ik allemaal aan U, als U voor mij neerknielt en mij aanbidt!" Toen zei Jezus: "Ga weg, duivel! Er staat toch ook in de Boeken: 'Aanbid je Heer God en dien alleen Hém.' " Toen liet de duivel Hem met rust. En er kwamen engelen om Hem te dienen. Toen Jezus hoorde dat Johannes gevangen was genomen , ging Hij terug naar Galilea. Hij vertrok uit Nazaret en ging in Kapernaüm wonen. Kapernaüm ligt aan het meer, in het gebied van de stammen van Zebulon en Naftali. Zo zou gebeuren wat de profeet Jesaja vroeger al had gezegd: 'Land van Zebulon en land van Naftali, aan het meer, aan de andere kant van de Jordaan, in het Galilea van de volken , luister! Het volk dat in het donker leeft, heeft een groot licht gezien. Er is een licht gaan schijnen voor de mensen die vlak voor de poorten van de dood leven.' Vanaf dat moment begon Jezus aan de mensen te vertellen: "Ga leven zoals God het wil, want het Koninkrijk van God komt bijna."